Chapitre 3 : werkwoorden être & kloktijden

Bonjour
1 / 35
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Bonjour

Slide 1 - Slide

Leerdoelen:
Ik kan het werkwoord être (zijn) vervoegen / Ik kan de klok kijken in het Frans

Slide 2 - Slide

0

Slide 3 - Video

zijn - être

1e pers. ev   ik ben         - je suis
2e pers. ev   jij bent       - tu es
3e pers. ev   hij/zij/men is - il/elle/on est

Slide 4 - Slide

zijn - être

1e p.mv  wij zijn            - nous sommes
2e p.mv  jullie zijn/u bent - vous êtes
3e p.mv  zij zijn        - ils/elles sont

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Thomas est grand
La maison est blanche
Mon père est sévère
Thomas & Sam sont grands
Les maisons sont blanches
Mes parents sont sévères
Kijk maar!

Slide 7 - Slide

voorbeelden
Le monsieur est grand     de meneer is groot
Le sapin est beau         de kerstboom is mooi
Noël est une fête         Kerst is een feest
Les enfants sont malades  de kinderen zijn ziek
Les jours sont courts    de dagen zijn kort
Les cours sont ennuyeux  de lessen zijn vervelend


Slide 8 - Slide

Patrick is
A
Patrick est
B
Patrick es
C
Patrick sont
D
Patrick sommes

Slide 9 - Quiz

Patrick en Thomas zijn
A
Patrick et Tomas est
B
Patrick et Tomas êtes
C
Patrick et Tomas sont
D
Patrick et Tomas suis

Slide 10 - Quiz

Het is
A
ce sont
B
ce êtes
C
ce sommes
D
c'est

Slide 11 - Quiz

ik ben
A
tu es
B
je suis
C
on est
D
il est

Slide 12 - Quiz

wij zijn
A
nous sommes
B
vous êtes
C
ils sont
D
elle est

Slide 13 - Quiz

u bent
A
tu es
B
nous sommes
C
elles sont
D
vous êtes

Slide 14 - Quiz

jij bent

Slide 15 - Open question

zij is

Slide 16 - Open question

zij zijn (m)

Slide 17 - Open question

ik ben

Slide 18 - Open question

jullie zijn

Slide 19 - Open question

Ik weet redelijk hoe être gaat

Slide 20 - Mind map

Slide 21 - Video

les heures
Quelle heure est-il? ->Il est ... heure(s)
-> Il est une heure
     Il est deux heures
     Il est trois heures

Il est midi - 12 uur 's middags
Il est minuit - 12 uur 's nachts

Slide 22 - Slide

Les heures - half

il est une heure et demie
il est deux heures et demie
il est trois heures et demie
etc.

Slide 23 - Slide

Les heures - kwart over

il est une heure  et quart
il est deux heures et quart
il est trois heures et quart
etc.

Slide 24 - Slide

Les heures - kwart voor

il est une heure moins le quart
il est deux heures moins le quart        
il est trois heures moins le quart
etc.

Slide 25 - Slide

Quelle heure est-il?
Om te zeggen hoe laat het is gebruik je: Il est .... heures.
het is kwart over ......      = il est ........ heures et quart
het is half........                   = il est ........ heures et demie
het is kwart voor ........    = il est ........ heures moins le quart
het is twaalf uur 's middags = il est midi
het is twaalf uur 's nachts     = il est minuit

Slide 26 - Slide

Noteer 3 Franse woorden
die met klokkijken
te maken hebben

Slide 27 - Mind map

Il est midi
A
Het is middag
B
Het is 12 uur 's middags
C
Het is tijd
D
Het is 12 uur 's nachts

Slide 28 - Quiz

Il est huit heures et quart
A
Het is 8 uur
B
Het is half 8
C
Het is kwart over 8
D
Het is kwart voor 8

Slide 29 - Quiz

Il est trois heures moins le quart
A
Het is half 3
B
Het is kwart voor drie
C
Het is kwart over 3
D
Het is half 4

Slide 30 - Quiz

Vertaal de kloktijd in het Nederlands:
Il est sept heures et demie

Slide 31 - Open question

Il est cinq heures et demie
A
Het is half 5
B
Het is 5 uur
C
Het is kwart over 5
D
Het is half 6

Slide 32 - Quiz

Vertaal de kloktijd in het Nederlands:
Il est trois heures et quart

Slide 33 - Open question

Vertaal de kloktijd in het Nederlands:
Il est dix heures moins le quart

Slide 34 - Open question

Slide 35 - Slide