Commerciele kengetallen

Commerciele kengetallen
1 / 35
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Commerciele kengetallen

Slide 1 - Slide

Wat is APT (amount per transactie) ook alweer?
A
Aantal artikelen per klant
B
Gemiddeld bonbedrag
C
Aantal klanten op een dag
D
Gemiddeld aankoopbedrag

Slide 2 - Quiz

Wat is IPT (items per transactie) ook alweer?
A
Aantal artikelen per klant
B
Gemiddeld bonbedrag
C
Aantal klanten op een dag
D
Gemiddeld aankoopbedrag

Slide 3 - Quiz

Op een zaterdag hebben 150 klanten samen 225 artikelen in een herenmodewinkel gekocht. Op die dag is in totaal voor een bedrag van € 20.250 afgerekend.
Bereken de APT

Slide 4 - Open question

Op een zaterdag hebben 150 klanten samen 225 artikelen in een herenmodewinkel gekocht. Op die dag is in totaal voor een bedrag van € 20.250 afgerekend.
Bereken de IPT

Slide 5 - Open question

Wat was conversie ook alweer?

Slide 6 - Mind map

Welke winkel heeft een gemiddelde conversie van bijna 100%

Slide 7 - Mind map

Wat betekent 'amount per transaction' in het Nederlands?
A
Bedrag per klant
B
Bedrag per product
C
Bedrag per transactie
D
Bedrag per maand

Slide 8 - Quiz

Hoe wordt het gemiddelde bedrag per transactie berekend?
A
Totale omzet delen door aantal transacties
B
Totale omzet plus aantal transacties
C
Totale omzet vermenigvuldigen met aantal transacties
D
Totale omzet aftrekken van aantal transacties

Slide 9 - Quiz

Wat betekent conversie?
A
Percentage bezoekers dat overgaat tot een aankoop.
B
Percentage bezoekers dat inlogt op de website.
C
Percentage bezoekers dat een account aanmaakt.
D
Percentage bezoekers dat de website verlaat.

Slide 10 - Quiz

Wat is de formule voor het berekenen van 'Items per transaction'?
A
Totale aantal verkochte producten - Aantal transacties
B
Totale aantal verkochte producten / Aantal transacties
C
Totale aantal verkochte producten x Aantal transacties
D
Aantal transacties / Totale aantal verkochte producten

Slide 11 - Quiz

Een webwinkel heeft een lage conversie. Wat kunnen de redenen zijn?

Slide 12 - Open question

Welke manieren kun je bedenken om de APT te verhogen?

Slide 13 - Open question

Wanneer bereken je de arbeidsproductiviteit per FTE i.p.v. per werknemer?
A
Bij een eenmanszaak
B
Als je veel parttimers hebt
C
Als je alleen maar fulltimers hebt

Slide 14 - Quiz

Hoe bereken je de omzet per m² winkelvloeroppervlak
A
Aantal m² WVO : omzet
B
Omzet : Aantal m² WVO
C
Aantal m² BVO : omzet
D
Omzet: Aantal m² BVO

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Slide

De voorraad op 1 januari is €8.900. De voorraad op 31 december is €11.200. Bereken de gemiddelde voorraad.

Slide 17 - Open question

Hoe moet je de gemiddelde voorraad berekenen als je meer dan twee meetpunten in een jaar hebt?
A
Alles bij elkaar optellen en delen door het aantal meetpunten
B
1/2 beginvoorraad + 1/2 eindvoorraad plus andere meetpunten delen door aantal meetpunten
C
1/2 beginvoorraad + 1/2 eindvoorraad + andere meetpunten delen door het aantal meetpunten -1

Slide 18 - Quiz

Klaas neemt meerdere momenten de voorraad op. 1 Jan: €8.000, 1 Apr: €9.500,- 1 Juli: €7.000,- 1 Okt: €5.500 & 31 Dec: €12.000,-
Bereken zijn gemiddelde voorraad nu?
A
€8000,-
B
€8.400,-
C
€10.500,-
D
€32.000,-

Slide 19 - Quiz

Wat is de omloopsnelheid als je van een artikel 3 stuks op voorraad hebt en je er jaarlijks 12 verkoopt?
A
0,25
B
4,00
C
9,00
D
15,00

Slide 20 - Quiz

De gemiddelde voorraad van een product is € 2.500,-. De omzet in een bepaalde periode is
€ 50.000,-. De omloopsnelheid is dan
A
€ 125.000.000,-
B
125
C
€ 12.500,-
D
20

Slide 21 - Quiz

Wat betekent omzetsnelheid?
A
de snelheid waarmee de omzet stijgt
B
het aantal keren dat een artikel in een bepaalde periode wordt verkocht

Slide 22 - Quiz

brutowinstpercentage 25%, omzet p/j = € 500.000,- Gemiddelde voorraad (inkoopwaarde) = € 25.000,-
Wat is de omzetsnelheid?

Slide 23 - Open question

Met welke formule wordt de omzetsnelheid berekend?
A
Gemiddelde voorraad : inkoopwaarde omzet
B
Gemiddelde voorraad : omzetduur
C
Inkoopwaarde omzet : gemiddelde voorraad
D
Omzetduur : gemiddelde voorraad

Slide 24 - Quiz

Hoeveel dagen is de omzetduur?
Omzetsnelheid is 5 keren, IWO is €16.250, Vgemiddelde is €3.250
A
144 dagen
B
72 dagen
C
73 dagen

Slide 25 - Quiz

Bij het berekenen van de gemiddelde voorraad moet je bij 5 meetmomenten van de voorraadwaarden delen door....
A
5
B
4
C
3
D
2

Slide 26 - Quiz

Welke stelling(en) is/zijn juist?
I Een vaste verrekenprijs (VVP) wordt per jaar vastgesteld.
II De VVP is hetzelfde als de inkoopprijs.

A
I is juist, II is juist
B
I is juist, II is onjuist
C
I is onjuist, II is juist
D
I is onjuist, II is onjuist

Slide 27 - Quiz

IWO: € 3000. Beginvoorraad: € 500, april: € 600, juli €800, october € 1000, eindvoorraad € 400. Wat is de omzetsnelheid?
A
1,05
B
€ 2.850
C
€ 3.100
D
1

Slide 28 - Quiz

Wat is de omzetduur uit de vorige vraag? (omzetsnelheid is 1,05
A
365
B
343
C
378
D
360

Slide 29 - Quiz

Ik ben niet blij met een hoge omzetsnelheid. Mijn omzetduur wordt daar zo laag van
Eens
Oneens

Slide 30 - Poll

De gemiddelde voorraad is €25.000,- de IWO was €400.000,- Bereken de omzetduur. (jaar = 360 dagen)

Slide 31 - Open question

Deze gegevens zijn van artikelgroep Sneakers:
waarde van de voorraad op 1 jan: € 33.380
waarde van de voorraad op 31 dec: € 27.950
waarde van de inkopen: € 55.610.
Wat is de inkoopwaarde van de omzet (IWO)?
A
€ 5.720,-
B
€ 55.610,-
C
€ 116.940,-
D
€ 61.040,-

Slide 32 - Quiz

De volgende voorraadgegevens zijn beschikbaar:
voorraadwaarde 1 januari: € 23.560,
1 april: € 21.010, 1 juli: € 18.200, 1 oktober: € 24.330
voorraadwaarde 31 december: € 19.580.
Wat is de waarde van de gemiddelde voorraad?
A
€ 21.570,-
B
€ 21.300,-
C
€ 21.277,50
D
€ 21.371,50

Slide 33 - Quiz

De Brutowinst op Frisdrank is 75% van de inkoopwaarde.
De omzet was afgelopen jaar € 4.800,-
Wat was de inkoopwaarde
A
€ 3600,-
B
€ 1.200,-
C
€ 4725,-
D
€ 2742,86

Slide 34 - Quiz

Sleep de begrippen naar de juiste toelichting.
Omzet/Afzet ten opzichte van de totale markt
Produceren tegen lagere kosten dan concurrenten
Vergroten van winst
Kostenleiderschap
Winstgevendheid
Marktaandeel

Slide 35 - Drag question