Disk Thema 2 Bellen en mailen

Thema 2
Bellen en mailen
1 / 40
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Thema 2
Bellen en mailen

Slide 1 - Slide

In dit thema oefen je met bellen en mailen.

Slide 2 - Slide

spreken

Slide 3 - Slide

Lees dialoog 1.  De docent speelt de leerling.
Lees daarna dialoog 2.

Wat zijn de verschillen?
Bel jij zelf wel eens af?
Praat je dan anders dan tegen vrienden?


Slide 4 - Slide

Schrijf een tip om een goed telefoongesprek te voeren.

Slide 5 - Open question

Ik word wakker en voel me ziek.

Wat moet ik doen?

Wat gebeurt er als ik niet afbel?

Slide 6 - Slide

Nieuwe woorden leren
Schrijf de vertaling op de woordenlijst.

Slide 7 - Slide

's ochtends
  • in de ochtend
  • van 7.00 - 12.00  uur
  • zin: Ik drink 's ochtends altijd koffie.
  • zin: 's Ochtends om half 9 begint de school. 

Slide 8 - Slide

's avonds
  • in de avond
  • van 18.00 - 0.00 uur
  • zin: Ik drink 's avonds altijd melk.
  • zin: 's Avonds is het donker. 

Slide 9 - Slide

's middags
  • in de middag
  • van 12-18 uur
  • zin: De leerlingen zijn            's middags vrij. 

Slide 10 - Slide

's nachts
  • in de nacht
  • van 0.00 - 7.00 uur
  • zin: Ik droom 's nachts. 

Slide 11 - Slide

aardig
  • lief 
  • vriendelijk
  • zin: De leerling is heel aardig.
  • zin: De aardige buurman verhuist morgen.

Slide 12 - Slide

de afspraak
  • dat wat je afspreekt
  • waar - wanneer - waarom
  • de afspraak - de afspraken
  • zin: Ik heb een afspraak bij de dokter.
  • zin: Morgen gaat de afspraak niet door. 

Slide 13 - Slide

al
  • eerder dan je dacht 
  • zin: Ik ben al klaar.
  • zin: Ik ga al naar huis.
  • zin: Het is al tijd.
  • zin: Ik ga nu al naar bed.

Slide 14 - Slide

bellen
  • contact hebben met iemand met een telefoon
  • werkwoord 
  • ik bel - wij bellen
  • zin: Ik bel met mijn broer.
  • zin: Ik ga de dokter bellen.

Slide 15 - Slide

beter
  • goed - beter - best 
  • zin: Ik ben beter in taal dan in rekenen.
  • zin: Elke dag wordt mijn Nederlands beter.

Slide 16 - Slide

Luister naar de tekst 
beantwoord daarna de vragen

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Link

Joan belt voor een nieuwe afspraak bij de tandarts.

A
waar
B
niet waar

Slide 19 - Quiz

De nieuwe afspraak is op dinsdag om 15.30 uur.
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quiz

Het is makkelijk om een nieuwe afspraak te maken.
A
waar
B
niet waar

Slide 21 - Quiz

De assistente vindt het vervelend dat Joan afbelt.
A
waar
B
niet waar

Slide 22 - Quiz

DISK
Lezen
Luisteren
Spreken
Schrijven
Woordenschat


Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Link

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Video

Vragen
  • Hoe lang hebben ze gewacht?
  • Wanneer bellen Freek en Suzan elkaar?
  • Welke activiteit doen ze?

Slide 28 - Slide

Pak je laptop

Slide 29 - Slide


Ik ben ........... heel lang op school.
A
datum
B
al
C
bellen
D
afspraak

Slide 30 - Quiz

Ik beloof de docent dat ik op tijd kom.
Dat is een .......................
1
A
dag
B
datum
C
afspraak
D
beter

Slide 31 - Quiz


1
A
Hij belt.
B
Hij loopt.
C
Hij schrijft.
D
Zij belt.

Slide 32 - Quiz

Hij is nog niet ...............................
1
A
aardig
B
afspraak
C
beter
D
ziek

Slide 33 - Quiz

Ik mag hier .......................
1

Slide 34 - Open question

Latifa was ziek.
Wat vraag je als ze weer op school is?
Gebruik het woord: beter
1

Slide 35 - Open question

Ik help jou.
Dat is ....................
1
A
nooit
B
beter
C
bellen
D
aardig

Slide 36 - Quiz

Ik zit naast een leerling.
Wij werken ..................
6
A
's avonds
B
nooit
C
samen
D
regel

Slide 37 - Quiz

Wat is een regel in de klas?
timer
2:00
6

Slide 38 - Open question

Ik ga ................. niet naar school.
6
A
's mogens
B
's morgens
C
's avonds
D
's avons

Slide 39 - Quiz

Slide 40 - Video