Th 4: voeding en vertering, B1: Voedselproductie

Thema 4
Voeding en vertering
1 / 36
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Thema 4
Voeding en vertering

Slide 1 - Slide

B1: Voedsel
Th4: Voeding en vertering

Slide 2 - Slide

Les doelen:
  • Je kunt beschrijven welke rol bacteriën en schimmels spelen bij de voedselproductie en bij voedselbederf

  • Je kunt de werking van enzymen beschrijven

  • Je kunt manieren noemen waarop voedsel kan worden geconserveerd

Slide 3 - Slide

Voedselvergiftiging?

Slide 4 - Slide

Wat doen schimmels en bacteriën (reducenten) in de natuur?
A
Ze doen helemaal niets
B
Ze eten van de planten
C
Ze breken de dode resten van planten en dieren af
D
Brood luchtig maken

Slide 5 - Quiz

Hoe kun je ervoor zorgen dat je voedsel langer houdbaar is?

Slide 6 - Mind map

Welke nuttig gebruik van schimmels en of bacteriën ken je?

Slide 7 - Open question

Stofwisseling:
Alle processen in een organisme waarbij stoffen worden omgezet in andere stoffen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quiz

Stofwisseling:
Alle processen in een organisme waarbij stoffen worden omgezet in andere stoffen.

Slide 9 - Mind map

Stofwisseling:
Alle processen in een organisme waarbij stoffen worden omgezet in andere stoffen.

Vindt hier een reactie plaats?
A
Ja
B
Nee

Slide 10 - Quiz

Enzymen
  • Enzymen zijn eiwitten
  • Enzymen versnellen een  reactie 

Slide 11 - Slide

Wordt stofwisseling versneld door enzymen?
A
Ja
B
Nee

Slide 12 - Quiz

Enzymen
  • Enzymen zijn eiwitten
  • Enzymen versnellen een reactie
  • Enzymen zijn specifiek (ze werken maar voor 1 soort stof)
  • Enzymen worden NIET verbruikt  (sleutel - slot principe)

Slide 13 - Slide

Wat weet je nu over enzymen?

Slide 14 - Mind map

Enzymen.
Wanneer werken deze wel en wanneer niet?

Slide 15 - Open question

Slide 16 - Slide

Wat is enzymactiviteit?

Slide 17 - Open question

Enzymen
  • Enzymactiviteit: de snelheid waarmee een enzym een reactie versnelt

  • Temperatuur bepaald de snelheid waarmee een enzym werkt.
  • Zuurgraad bepaald de snelheid waarmee een enzym werkt. 

  • Let op: verschillende enzymen werken het beste bij verschillende temperaturen en zuurgraden 

Slide 18 - Slide

Zuurgraad

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Welke 2 factoren bepalen de snelheid van de werking van een enzym?

Slide 21 - Mind map

Slide 22 - Slide

Conserveren van voedsel
Voedsel zo bewerken dat het langer houdbaar is
  • De omstandigheden worden voor bacteriën en schimmels ongunstig gemaakt OF
  • Er worden additieven aantoegevoegd (conserveermiddelen, kleur-, geur- of smaakstoffen)

Slide 23 - Slide

Lang houdbare melk


  • Steriliseren


  • de melk wordt een tijdje verhit op 130-140 graden
  • alle micro-organismen gaan dood


Slide 24 - Slide

zilveruitjes
  • Zuur


  • Te zuur voor de micro-organismen om in te leven

Slide 25 - Slide

blikje ananas
  • Suiker


  • Te veel suiker voor de micro-organismen om in te leven

Slide 26 - Slide

Koffie
  • Vacuum


  • Er is geen lucht, dus de micro-organismen kunnen er niet leven (ook geen water)

Slide 27 - Slide

Waarom kunnen micro organismen niet leven zonder lucht?

Slide 28 - Open question

Olijven
  • Zout


  • Te zout, daar kunnen geen micro-organismen in leven

Slide 29 - Slide

Conserveren
  • Natuurlijke conserveringsmiddelen (suiker, zuur, zout)
  • Kunstmatige conserveringsmiddelen (sulfiet)

  • Additieven: kunstmatige kleur- geur- en smaak stoffen


Slide 30 - Slide

Additieven
Alle goed gekeurde additieven in de EU hebben een E-nummer.

Slide 31 - Slide

Examenopgave:
Haringkaken is een manier om haring langer houdbaar te maken. Bij het haringkaken wordt een aantal organen uit de vis verwijderd: de kieuwen, het hart, een deel van de darmen, de lever en de galblaas. Daarna wordt de haring gezouten.​

Door haringkaken worden de bacteriën niet gedood.​
Door welke manier van conserveren worden wel alle bacteriën gedood?

Slide 32 - Slide

Door haringkaken worden de bacteriën niet gedood.​
Door welke manier van conserveren worden wel alle bacteriën gedood?

Slide 33 - Mind map

Noteer 3 dingen die je deze les hebt geleerd

Slide 34 - Open question

Waar heb je nog een vraag over?

Slide 35 - Open question

Maak de opdrachten van  basisstof 1

Slide 36 - Slide