Test jouw kennis

Herhaling - Dialoog, BNW en ER/IR
Denk aan een antwoord op deze vraag:

Noem één onderwerpen dat je nog lastig vindt. 
1 / 22
next
Slide 1: Slide
SpaansMBOStudiejaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Herhaling - Dialoog, BNW en ER/IR
Denk aan een antwoord op deze vraag:

Noem één onderwerpen dat je nog lastig vindt. 

Slide 1 - Slide

Kun je een voordeel van herhalen noemen?
Noem één onderwerp dat je nog lastig vindt.

Slide 2 - Mind map

Schrijf 4 bijvoeglijke naamwoorden:
twee "O bijvoeglijk naamwoord"
twee "geen-O" bijvoeglijk naamwoord.

Slide 3 - Mind map

Even de theorie opfrissen

Slide 4 - Slide

Maak combinatiesn

un hotel - tres chicas - una iglesia
impresionante - guapo - barato - popular

Slide 5 - Open question

Combineer deze zelfstandige naamwoorden
met de bijvoeglijke naamwoorden in de juiste wijze

Los museos - Los idiomas - Las bicicletas
Caro - Difícil - Azul

Slide 6 - Open question

Estoy
Estamos
Están
Estáis
Está
Estás
Yo
Nosotros
Ellos
Él/Ella/Usted
Vosotros

Slide 7 - Drag question

Kies het juiste werkwoord:

En mi pueblo ________ tres iglesias
A
Están
B
Estoy
C
Hay
D
Está

Slide 8 - Quiz

Kies het juiste werkwoord:

Amsterdam ________ en el sur de Holanda
A
Está
B
Estamos
C
Hay
D
Están

Slide 9 - Quiz

Kies het juiste werkwoord:

Aquí no ________ muchos estudiantes
A
Estamos
B
Hay
C
Viven
D
Están

Slide 10 - Quiz

Kies het juiste werkwoord:

Las pirámides ________ en Egipto.
A
Está
B
Hay
C
Son
D
Están

Slide 11 - Quiz

Comer
Beber
Vivir
Coger
Comprender
Halen/nemen
Wonen
Eten
Begrijpen
Drinken

Slide 12 - Drag question

Openen
Escribir
Discutir
Vender
Leer
Aprender
Verkopen
Openen
Leren
Discussiëren
Lezen
Schrijven

Slide 13 - Drag question

Comen
Lee
Vivís
Comprendes
Cojo
Escribimos
Yo
Nosotros
Ellos
Él/Ella/Usted
Vosotros

Slide 14 - Drag question

Wat is de stam van deze werkwoorden?

comer, vivir, beber, abrir

Slide 15 - Open question

Welk antwoord past bij deze vraag?

¿Coges el tren o el bus?
A
Bebo bus
B
Cogeres el tren
C
No, no cojo el tren. Cojo el bus
D
Sí, como en el tren.

Slide 16 - Quiz

Welk antwoord past bij deze vraag?

¿Aprendéis para el examen de español?
A
Sí, hoy aprendemos para el examen.
B
El examen de español es muy complicado.
C
No comprendo la pregunta.
D
Aprenderos por examen.

Slide 17 - Quiz

Welk antwoord past bij deze vraag?

¿Vives solo o con tus padres?
A
Vivemos con mis padres.
B
No, no vivo solo. Vivo con mi madre.
C
Mis padres viven con el perro.
D
Vivirís solo.

Slide 18 - Quiz

Geef antwoord in het Spaans:

¿De dónde eres?

Slide 19 - Open question

Geef antwoord in het Spaans:

¿Cuántos años tienes?

Slide 20 - Open question

Vertaal deze zinnen:

- Bebo café y como poco
- Vivo en Groningen y cojo el tren a la escuela

Slide 21 - Open question

Geef antwoord in het Spaans:

¿bebes café o té?

Slide 22 - Open question