Perfectum 2, lijst 1

• NT2
• MBO
• Studiejaar 1

Perfectum

Regelmatig + onregelmatig

He comido

1. ik heb gegeten
2. ik ben gegeten

He caminado

1. ik heb geloopt
2. ik heb gelopt
3. ik heb gelopen
4. ik ben gelopen

he comprado

1. ik heb gekookt
2. ik heb gekocht
3. ik heb gekopt
4. ik heb gekokt

he abierto

1. ik heb geöpend
2. ik heb geopend
3. ik ben geopent
4. ik heb geopent

he vivido

1. ik ben gewond
2. ik heb gewond
3. ik ben gewoond
4. ik heb gewoond

has preguntado

1. jij hebt gevraagd
2. jij hebt gevragt
3. jij hebt gevragen
4. jij bent gevragen

hemos mirado

1. wij hebben gekijken
2. wij hebben gekeken
3. wij hebben gekoken
4. wij hebben gekocht

habéis/han contado

1. jullie hebben verteld
2. jullie hebben geverteld
3. jullie hebben vertellen
4. jullie zijn verteld

él ha empezado

1. hij is begonnen
2. hij is beginnen
3. hij heeft begonnen
4. hij heeft beginnen

usted ha viajado

1. u bent gereisd
2. u heeft gereisd
3. u bent gereizen
4. u heeft gereizen

he trabajado

he entendido la pregunta

él me ha ayudado

nosotros hemos robado

he bebido

he ido al supermercado

has susurrado

nosotros hemos hecho deporte

he caminado

he leído un libro