This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Wind, tornado, orkanen
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Kies de drie juiste antwoorden:
A
Een hogedrukgebied heeft veel lucht
B
Een lagedrukgebied heeft weinig lucht
C
Lucht stroomt van laag naar hoog
D
Lucht stroomt van hoog naar laag.
Slide 3 - Quiz
Antwoord:
Een hogedrukgebied heeft veel lucht.
Een lagedrukgebied heeft weinig lucht.
Wind stroomt van hoog naar laag.
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Warme lucht stijgt op en koude lucht daalt.
A
waar
B
niet waar
Slide 6 - Quiz
Antwoord:
De zon verwarmt de aarde, warme lucht bij de grond stijgt op. In de lucht is het koud, de lucht koelt af en zakt.
Antwoord: waar.
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Wat is er nodig voor een tornado?
A
regen, wind en koude luchtdruk
B
regen, wind en warme luchtdruk
C
warme luchtdruk en koude luchtdruk
D
wind, warme luchtdruk en sneeuw
Slide 9 - Quiz
Antwoord:
Voor tornado's heb je warme luchtdruk en koude luchtdruk nodig. Wanneer deze op elkaar botsen, wil de warme lucht omhoog en de koude lucht juist naar beneden.
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
wind weetjes!
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Wat is het verschil tussen een tornado en een orkaan?