les 71: Meer dan lezen § 1 t/m 4

Hallo 1vhtb
Pak je spullen alvast (boek/Nieuw Nederlands/pen+schrift) en je leesboek
  • Wat gaan we doen vandaag?
  • Lezen Broergeheim (10 min) p. 51
  • Wat weet je nog?
  • korte herhaling §1 t/m 4
  • samen leesopdracht doen

timer
10:00
1 / 40
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 40 slides, with text slides.

Items in this lesson

Hallo 1vhtb
Pak je spullen alvast (boek/Nieuw Nederlands/pen+schrift) en je leesboek
  • Wat gaan we doen vandaag?
  • Lezen Broergeheim (10 min) p. 51
  • Wat weet je nog?
  • korte herhaling §1 t/m 4
  • samen leesopdracht doen

timer
10:00

Slide 1 - Slide

Hallo 1vhtb
Pak je spullen alvast (boek/Nieuw Nederlands/pen+schrift) en je leesboek
  • Wat gaan we doen vandaag?
  • Lezen (10 min)
  • nakijken §4
  • korte herhaling toetsparagrafen
  • zelf leren
timer
10:00

Slide 2 - Slide

Wat weet je nog?
timer
3:00
Neushoorns krijgen chip om ze te kunnen volgen
In Kenia is een groep neushoorns gechipt. De dieren krijgen een GPS-tracker zodat parkwachters de dieren kunnen volgen. Via de chip kunnen ze zien waar de dieren lopen en hoe het gaat met hun gezondheid.
https://jeugdjournaal.nl/artikel/2567955-neushoorns-krijgen-chip-om-ze-te-kunnen-volgen


1. Wat voor teksten zijn dit? 
2. Welk tekstdoel hebben ze?
3. Wat is de hoofdgedachte?
 1
 2

Slide 3 - Slide

Wat weet je nog? (met zijn tweeën)
Neushoorns krijgen chip om ze te kunnen volgen
In Kenia is een groep neushoorns gechipt. De dieren krijgen een GPS-tracker zodat parkwachters de dieren kunnen volgen. Via de chip kunnen ze zien waar de dieren lopen en hoe het gaat met hun gezondheid.
https://jeugdjournaal.nl/artikel/2567955-neushoorns-krijgen-chip-om-ze-te-kunnen-volgen


1. Wat voor teksten zijn dit? 
1. nieuwbericht. 2. ingezonden brief
2. Welk tekstdoel hebben ze?
1. informeren. 2. overtuigen
3. Wat is het onderwerp?
1. Chips in neushoorns. 2. Er is meer dan de Randstad

 1
 2

Slide 4 - Slide

Leerdoel

  • Je weet wat de lees- en woordstrategieën zijn en kan deze toepassen.
  • Je kan het onderwerp en de hoofdgedachte vinden in een tekst.
  • Je weet wat een alinea is en kan de kernzinnen vinden.
  • Je weet wat tekstdoelen zijn en je kan het tekstdoel van een tekst benoemen.

Slide 5 - Slide

Leerdoel


Je kan de kernzinnen van alinea's herkennen.

Slide 6 - Slide



Alineagrenzen

De alinea is van groot belang voor de schrijver. Die kan de alinea gebruiken als eenheid van informatie en hij moet de opbouw van de tekst, die hij van tevoren bedenkt, op een of andere wijze laten corresponderen met de alinea-opbouw. Een alinea dient echter vooral het gemak van de lezer; deze krijgt daardoor een sneller beeld van de inhoudelijke grenzen in een tekst dan zonder alinea’s het geval zou zijn. Daarom moeten alinea’s dus voldoen aan de twee hierboven genoemde voorwaarden: ze moeten een nieuw (sub)onderwerp aansnijden en ze mogen niet te lang of te kort zijn. Als alle alinea’s zouden bestaan uit slechts één zin of uit ongeveer een hele bladzijde, dan verliest de alinea-indeling haar functie. Dit houdt niet in dat er bij wijze van uitzondering niet heel korte alinea’s (bijvoorbeeld van één zin) of tamelijk lange (bijvoorbeeld van een halve bladzijde) alinea’s mogen voorkomen. De gemiddelde lengte zal echter rond de zes zinnen liggen. De verschillende alineagrenzen in een tekst hoeven niet allemaal te corresponderen met hetzelfde inhoudelijke niveau bij de beschrijving van de tekststructuur. Het kan immers zo zijn dat een bepaald subonderwerp zeer veel tekst krijgt toebedeeld. Dan zullen er daarbinnen toch een of meer alineagrenzen moeten worden aangebracht, die corresponderen met sub-subonderwerpen. Terwijl er omgekeerd onderwerpen kunnen zijn in een tekst die slechts één zin krijgen toebedeeld. Een paar van dergelijke onderwerpen kunnen samen in één alinea geplaatst worden.

Hoe leest deze tekst? Wat zou je erin aanpassen?

Slide 7 - Slide


Alineagrenzen

De alinea is van groot belang voor de schrijver. Die kan de alinea gebruiken als eenheid van informatie en hij moet de opbouw van de tekst, die hij van tevoren bedenkt, op een of andere wijze laten corresponderen met de alinea-opbouw.

Een alinea dient echter vooral het gemak van de lezer; deze krijgt daardoor een sneller beeld van de inhoudelijke grenzen in een tekst dan zonder alinea’s het geval zou zijn. Daarom moeten alinea’s dus voldoen aan de twee hierboven genoemde voorwaarden: ze moeten een nieuw (sub)onderwerp aansnijden en ze mogen niet te lang of te kort zijn. Als alle alinea’s zouden bestaan uit slechts één zin of uit ongeveer een hele bladzijde, dan verliest de alinea-indeling haar functie. Dit houdt niet in dat er bij wijze van uitzondering niet heel korte alinea’s (bijvoorbeeld van één zin) of tamelijk lange (bijvoorbeeld van een halve bladzijde) alinea’s mogen voorkomen. De gemiddelde lengte zal echter rond de zes zinnen liggen.

De verschillende alineagrenzen in een tekst hoeven niet allemaal te corresponderen met hetzelfde inhoudelijke niveau bij de beschrijving van de tekststructuur. Het kan immers zo zijn dat een bepaald subonderwerp zeer veel tekst krijgt toebedeeld. Dan zullen er daarbinnen toch een of meer alineagrenzen moeten worden aangebracht, die corresponderen met sub-subonderwerpen. Terwijl er omgekeerd onderwerpen kunnen zijn in een tekst die slechts één zin krijgen toebedeeld. Een paar van dergelijke onderwerpen kunnen samen in één alinea geplaatst worden.


Slide 8 - Slide

Teksten zijn verdeeld in alinea’s. Een alinea bestaat uit een aantal zinnen die bij elkaar horen, omdat ze over hetzelfde gaan. 

Slide 9 - Slide

In een tekst over een oude kasteelruïne kunnen de alinea’s bijvoorbeeld gaan over wanneer het kasteel oorspronkelijk gebouwd werd, wie er allemaal gewoond hebben en waar het kasteel vandaag de dag nog voor gebruikt wordt. 

Slide 10 - Slide

Iedere nieuwe alinea begint op een nieuwe regel.

Slide 11 - Slide

Iedere nieuwe alinea begint op een nieuwe regel.

Slide 12 - Slide

In een goede alinea staat de belangrijkste informatie in de kernzin. Dat is meestal de eerste zin van de alinea en soms de laatste. In de zinnen voor of na de kernzin staat dan een nadere uitleg of een voorbeeld. 

Slide 13 - Slide

Wat is de kernzin?
Voorbeeld alinea:
Hoewel de bruine beer tot de grote carnivoren behoort, is hij een echte omnivoor die voornamelijk plantaardig voedsel zoals vruchten, grassen, zaden, bessen, wortels, knollen en noten, eet. Hij heeft een voorliefde voor honing en andere zoetigheid. Verder eet hij insecten, vis, kleine zoogdieren en dode grotere dieren. In sommige gebieden jaagt hij ook op grote hoefdieren zoals elanden, rendieren en edelherten.

Slide 14 - Slide

Kernzin
Hoewel de bruine beer tot de grote carnivoren behoort, is hij een echte omnivoor die voornamelijk plantaardig voedsel zoals vruchten, grassen, zaden, bessen, wortels, knollen en noten, eet. Hij heeft een voorliefde voor honing en andere zoetigheid. Verder eet hij insecten, vis, kleine zoogdieren en dode grotere dieren. In sommige gebieden jaagt hij ook op grote hoefdieren zoals elanden, rendieren en edelherten.

Slide 15 - Slide

§4 - Alinea's en kernzinnen
Alinea's
Teksten zijn verdeeld in alinea’s. Een alinea bestaat uit een aantal zinnen die bij elkaar horen omdat ze over hetzelfde gaan. 
Een alinea bestaat over een aantal zinnen die bij elkaar horen.

In een tekst over de band tussen broers en zussen kunnen de alinea’s bijvoorbeeld gaan over ruziemaken, elkaar nadoen en van elkaar leren
Iedere nieuwe alinea begint op een nieuwe regel.

Slide 16 - Slide

Leesstrategieën
Afhankelijk van je leesdoel, kies je een strategie:

Oriënterend lezen -> onderwerp vinden
Globaal lezen -> deelonderwerpen vinden
Precies lezen  -> hoofdgedachte vinden
Zoekend lezen -> bruikbare informatie vinden

Slide 17 - Slide

Onderwerp (en deelonderwerpen)
Elke tekst gaat ergens over. Het heeft een bepaald onderwerp.

Als er veel over een onderwerp te vertellen is, kan het onderverdeeld zijn in deelonderwerpen.

Het onderwerp schrijf je zo kort mogelijk.


Slide 18 - Slide

Hoofdgedachte
De hoofdgedachte van een tekst is het belangrijkste wat de schrijver over het onderwerp wil vertellen.


De hoofdgedachte schrijf je op in één zin.


Dus: de hoofdgedachte = in één zin waar de hele tekst over gaat

Slide 19 - Slide

§3 tekstdoelen

Slide 20 - Slide

§4 - Alinea's en kernzinnen
Alinea's
Teksten zijn verdeeld in alinea’s. Een alinea bestaat uit een aantal zinnen die bij elkaar horen omdat ze over hetzelfde gaan. 
Een alinea bestaat over een aantal zinnen die bij elkaar horen.

In een tekst over de band tussen broers en zussen kunnen de alinea’s bijvoorbeeld gaan over ruziemaken, elkaar nadoen en van elkaar leren
Iedere nieuwe alinea begint op een nieuwe regel.

Slide 21 - Slide

§4 - Alinea's en kernzinnen
Wat is een kernzin?
  • In een goede alinea staat de belangrijkste informatie in de kernzin

Waar staat de kernzin in een alinea?
  • meestal de eerste zin van de alinea 
  • soms de laatste zin
  • de kernzin kan ook de tweede zin zijn; de eerste zin geeft dan vaak het verband met vorige alinea’s aan. 

Slide 22 - Slide

1vhtb
Cursus 1 Meer dan lezen §4 alinea's en kernzinnen

Wat: Maak opdr. 1 en 2 op p. 30 en 31.  Als je klaar bent heb ik een extra opdracht.
Hoe:   Individueel, maar je mag op fluisterniveau overleggen met degene die naast je zit. 
Hulp: Theorie uit je boek.
Uitkomst: Geoefend met leesbegrip en kernzinnen,
Tijd: 15 min.

Klaar?
Extra opdracht. Daarmee klaar
timer
15:00

Slide 23 - Slide

We lezen samen de tekst Sterke werkwoorden

Slide 24 - Slide

Vraag 1
Wat is het onderwerp van de tekst?




Wat is het tekstdoel?
Vraag 2

Slide 25 - Slide

Vraag 1
Wat is het onderwerp van de tekst?

sterke en zwakke werkwoorden


Wat is het tekstdoel?
informeren
Vraag 2

Slide 26 - Slide

Vraag 3
Onderstreep van de alinea’s 3 tot en met 9 de kernzinnen.

Slide 27 - Slide

Vraag 3
Onderstreep van de alinea’s 3 tot en met 9 de kernzinnen.


De kernzinnen zijn:
Alinea 3: ‘Wat al die talen gemeen hebben met elkaar, is dat ze afstammen van het Oer-Indo-Europees, een taal die in de buurt van de Zwarte Zee werd gesproken.’
Alinea 4: ‘De klinkerverandering is typisch Indo-Europees en al zo’n 6000 jaar oud.’
Alinea 5: ‘De regelmatige verleden tijd met -te of -de (werkte, wandelde) is juist wél typisch Germaans.’
Alinea 6: ‘De onregelmatige, sterke werkwoorden behoren als het ware tot de oude binnenstad van het Nederlands.’
Alinea 7: ‘Maar áls ze al verdwijnen, dan zal dat buitengewoon langzaam gaan.’
Alinea 8: ‘Het gebeurde de afgelopen eeuwen ook weleens dat een zwak werkwoord sterk werd.’
Alinea 9: ‘Iedere nieuwe generatie rammelt aan de ketenen der traditie’.

Slide 28 - Slide

Vraag 4
Wat is de hoofdgedachte van de tekst?

Slide 29 - Slide

Vraag 4
Wat is de hoofdgedachte van de tekst?
Sterke en zwakke werkwoorden hebben een lange geschiedenis binnen het Nederlands en zijn verandert door de tijd, iets wat zal blijven gebeuren.

Slide 30 - Slide

Leerdoel

  • Je weet wat de lees- en woordstrategieën zijn en kan deze toepassen.
  • Je kan het onderwerp en de hoofdgedachte vinden in een tekst.
  • Je weet wat een alinea is en kan de kernzinnen vinden.
  • Je weet wat tekstdoelen zijn en je kan het tekstdoel van een tekst benoemen.

Slide 31 - Slide

Rustig je spullen opruimen en blijven zitten tot de bel gaat.


Fijne dag!

Slide 32 - Slide

1Vc - Week 20 les 2
  • Lezen 10 min
  • Huiswerk nakijken §3  (opdracht 3 en 5)
  • Oefenen §4
timer
10:00

Slide 33 - Slide

opdracht 3

1 (de) (film) Mulan; (Disneys) (live-actionavontuur) Mulan
2 Het tekstdoel is overtuigen, want in de titel staat een mening van de auteur en die geeft de film vier van de vijf sterren.
3 Positief, want de film krijgt vier van de vijf sterren.
4 Eigen antwoord, bijvoorbeeld: Het is een kleurrijke film, want in de trailer is al te zien dat er veel kleuren gebruikt worden in de film.
Eigen antwoord, bijvoorbeeld: De film overweldigt misschien te veel, want in de trailer zie je regelmatig veel mensen in beeld / zie je al een volle verhaallijn.
5 Eigen antwoord: Ja of Nee.
Het doel is overtuigen.


Slide 34 - Slide

opdracht 3

7 Mulan is de eerste dure film die direct thuis op televisie te bekijken is en niet eerst in de bioscoop getoond wordt.
8 De film is kleurrijk en qua vormgeving is hij gemaakt voor een widescreen.
9 1 Sommige dingen zijn wat simpel (zoals de vijand die in het zwart is en de held die in het rood en goud is). 2 De film hoort thuis op widescreen en niet op de televisie.
10 Het argument waarin gezegd wordt dat de film thuishoort op het bioscoopscherm en niet op de televisie.




Slide 35 - Slide

Opdracht 5 - vraag 1
a vestigde zijn naam (al.1) - werd vanaf dat moment bekend
b sceptisch (al. 1) - twijfelend; argwanend
c spraken hun lof uit (al.1) - prezen
d generaties (al.1) - groepen mensen die geboren zijn in dezelfde periode
e sensatie (al. 2) - belevenis
f ten tonele verschenen (al. 2) - opgekomen
9 facetten - aspecten
10 royaal - gul


Slide 36 - Slide

Opdracht 5 - vraag 2
1 floppen - mislukken
2 authentiek - oorspronkelijk; origineel
3 creatie - maaksel; schepping
4 animatiestudio - kantoor waar animatiefilms gemaakt worden
5 hilariteit - vrolijkheid
6 maakten hun opwachting - deden mee; verschenen
7 ambitieuze - eerzuchtige
8 gebaseerd op - gemaakt op basis van
9 facetten - aspecten
10 royaal - gul

Slide 37 - Slide

Opdracht 5
3


4 



5



2 authentiek - onecht; vals
7 ambitieuze - doelloze
10 royaal - gierig; karig; amper

Eigen antwoord, bijvoorbeeld:
3 creatie = Schilders maken allerlei creaties, zoals de Mona Lisa, Het meisje met de parel of De Nachtwacht.
9 facetten = De criticus besprak in de recensie verschillende facetten van de film: het decor, de kostuums, de attributen, de tekst.

 Eigen antwoord, bijvoorbeeld:
5 Tot grote hilariteit (vrolijkheid) van de bezoekers maakte de presentator keer op keer dezelfde fout.
8 Jouw fout blijkt gebaseerd op de onjuiste voorkennis. Dat wil zeggen dat je bij dat antwoord uitgegaan bent van de kennis die jij dacht te hebben.

Slide 38 - Slide

Wat: Maak de opdracht 2  Meer dan lezen §4 opdracht 2 blz. 30-31, maar niet vraag 10.
Hoe:   Samen met je buur, wel op fluistertoon overleggen.
Hulp: Theorie uit je boek.
Uitkomst: Geoefend tekstbegrip, met alinea's en kernzinnen
Tijd: 15 min.

Klaar? 
 pak je leesboek.
timer
15:00

Slide 39 - Slide

Huiswerk
 Meer dan lezen §4 opdr. 4 (blz. 33)

Slide 40 - Slide