HC 1 Overheid: functies collectieve sector

Overheid
functies collectieve sector
1 / 55
next
Slide 1: Slide
economieHBOStudiejaar 2

This lesson contains 55 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 180 min

Items in this lesson

Overheid
functies collectieve sector

Slide 1 - Slide

Even voorstellen...
Roberto Alvarez (30)

Doetinchem

Docent algemene economie & vakdidactiek

Achtergrond: VO

Slide 2 - Slide

LessonUp: welkom in de klas

Slide 3 - Slide

Agenda
  1. Hoe zit de OWE/EVL Overheid in elkaar?
  2. Leertaak
  3. Lesdoelen
  4. Pre-test + nabespreking
  5. H1 (basisbegrippen)
  6. H2 (de vraag)
  7. samenvatting les

Slide 4 - Slide

Waar denk jij aan bij het begrip 'overheid'?

Slide 5 - Mind map

OWE/EVL Overheid
  • Microsoft Teams → ook zelfstudie mogelijk 
  • We gaan op onderdelen door op Micro-1 & Macro-1
  • Géén kennistentamen → Leertaak 
  • LT waarin je begeleid wordt in het doen van onderzoek naar de transfer van de economische- doelen en inhouden, naar de analyse van een (lokaal) vraagstuk → docu/deskresearch

Hoofdthema's HC's
  1. Functies collectieve sector (LKB → Economische politiek)
  2. Openbare financiën (LKB → Begrotingsbeleid & financiering + economische politiek)
  3. Sociale zekerheid (LKB → Verzorgingsstaat & sociale zekerheidsstelsel)
  4. Duurzame economie (LKB → Circulaire economie & energietransitie)

Slide 6 - Slide

Onderwijsmateriaal
Boek: Overheidsfinanciën (De Kam, 15e druk) (achtergrondinformatie)
Reader (opdrachten): Rekenen en redeneren met (overheids)geld: 
Per week theoretische vragen en verdiepingsvragen (verwerking tijdens colleges)
Kennisclips: Theoretische uitlegvideo's
LessonUp: Leidraad
Overig collegemateriaal: Artikelen en werkvormen

Slide 7 - Slide

Planning

Slide 8 - Slide

Leertaak: 
Docu/deskresearch + onderliggend dossier(= koppeling theorie & praktijk) (verdieping) +  vragen bij andere docu's stellen (verbreding)
  1. Thema kiezen uit mijn shortlist (binnen 2 weken) (link)
  2. Niveau: HBO(daarna zelf te gebruiken om de inhoud te transfereren naar het niveau van jouw werkveld)
  3. Beantwoorden van een vragenset (zelf co-creator: Student as Partner)
Docu inhoudelijk:
- De vragen uit het dossier worden in de docu genoemd 
- Koppeling theorie & praktijk wordt gemaakt
- Belanghebbenden worden in kaart gebracht 
- Vraagstuk wordt behandeld 
- Conclusies worden benoemd 
- Mogelijke vervolgstappen worden beredeneerd 

Slide 9 - Slide

Uitleg toetsvorm documentaire

Slide 10 - Slide

Uitleg toetsvorm deskresearch

Slide 11 - Slide

Lesdoelen HC 1: functies collectieve sector (economische politiek) 
  1. De historie van de economische stelsels beschrijven (Klassiek, Keynesiaans, Neo-liberaal) en de voor- en nadelen kunnen benoemen. 
  2. Economische stromingen in overheidsbeleid herkennen en kunnen toelichten. 
  3. Automatische stabilisatoren begrijpen, werking kennen en begrijpen waarom ze anticyclisch zijn.  
  4. Kunnen beoordelen of er sprake is van procyclisch- of anticyclischbeleid. 
  5. Het Poldermodel uitleggen en aangeven welke invloed dat op overheidsbeleid kan hebben. 
  6. De voor- en nadelen van dit Poldermodel kunnen benoemen. 
  7. Uitleggen waarom Nederland een gemengde economie is en waarom dit beter wordt gevonden dan de vrije economie / geleide economie
  8. Collectieve goederen kennen (zuivere, quasi, bemoei en vrije). 
  9. Allocatiefunctie van de overheid kennen en in verband kunnen brengen met nonrivaliteit en freeriders
  10.  Belangrijkste taken overheid kennen en de redenen weten. 

Slide 12 - Slide

Economische stelsels: historie
De historie van de economische stelsels beschrijven (Klassiek, Keynesiaans, Neo-liberaal) en de voor- en nadelen kunnen benoemen. 

Slide 13 - Slide

Economische stelsels: historie (§7.3.2)
De historie van de economische stelsels beschrijven (Klassiek, Keynesiaans, Neo-liberaal) en de voor- en nadelen kunnen benoemen. 
1. Vrije markteconomie 
2. Centraal geleide economie 
3. Gemende economie 
     3.1 Angelsaksisch 
     3.2 Rijnlands 
     3.3 Scandinavisch 

Slide 14 - Slide

Economische stelsels: vrije markt (Klassiek) (§7.4)
Adam Smith: 
  • Hoogst mogelijke welvaart (= Pareto-optimum)
  • 'Onzichtbare hand' → automatisch economisch evenwicht
  • Eigen belang dient algemeen belang 
  • Beste begroting = kleinste begroting (= nachtwakersstaat)
  • Taken v/d overheid:
       - Openbaar bestuur 
       - Rechtspraak
       - Politie 
       - Defensie


Slide 15 - Slide

Economische stelsels: vrije markt (Klassiek)
Voordelen
  • Producenten worden gedwongen om kwalitatief goede producten tegen een zo lage prijs aan te bieden. 
  • Het stimuleert de innovatie. Het zogenaamde ‘gat in de markt’.

Nadelen
  • Het kan leiden tot sociale ongelijkheid:
   - Vraag is gedefinieerd als koopkrachtige vraag. Dus niet als de werkelijke vraag.    →Houdt ook de sociale ongelijkheid in stand. 
  • De goedkoopste productiemanier wordt gezocht → Kan schadelijk zijn voor het milieu.
  • Werkloosheid duurt lang
Vragen....
Wie zorgt er voor de collectieve voorzieningen?  
Wie controleert er op onderlinge concurrentie? 

Slide 16 - Slide

Economische stelsels: centraal geleide economie 
  • Lenin
  • De staat moet over voldoende productiemiddelen beschikken → nationaliseren
  • Kapitaal, fabrieken, winkels en grond wordt genationaliseerd.
  • Particulier ondernemerschap niet mogelijk.
  • Afstemming productie via planmechanisme
Filosofie achter het ontstaan van een planeconomie

Slide 17 - Slide

Economische stelsels: centraal geleide economie
Voordelen
  • De maatschappelijke behoeften staan centraal → betaalbare manier in worden voorzien. Vaak zijn onderwijs en gezondheidszorg gratis. 
  • Minder sociale ongelijkheid. 




Nadelen
  • Economisch calculatieprobleem:  juiste prijzen vaststellen blijkt onmogelijk (onvolledige info) Gevolg: bedrijven krijgen streefcijfers opgelegd→ niet aan te  voldoen → kwaliteitsverlies en gesjoemel met cijfers. 
  • De productie is erg uniform.  
  • Groot verschil tussen theorie en praktijk. Vaak heeft de overheid de media in handen, zodat er weinig ruimte is voor kritische informatiewinning.
Vraag...
In welke landen zien/zagen wij deze vorm?

Slide 18 - Slide

Economische stromingen in overheidsbeleid
Verdeling van landen: (altijd voer voor discussies)

  • Vrije markt economie: V.S., Canada 
  • Centraal geleide: Cuba, China (socialistische markteconomie?) 
  • Gemengde: Nederland, Duitsland 

Slide 19 - Slide

Economische stelsels: gemengde economie(Keynesiaans)

Slide 20 - Slide

Gemengde economie

Slide 21 - Slide

Rijnlands model
  • Harmonieuze samenwerking tussen de overheid en de sociale partners(bijv. vakbonden en werkgeversorganisaties).
  • De collectieve goederen worden meer aan de markt overgelaten, dat zorgt ervoor dat de kosten voor de collectieve sector beperkt blijven.
  • Overlegcultuur zoals in Nederland: voor solidariteit, voor waardering voor vakmanschap en voor andere waarden dan alleen geld, zoals kwaliteit en geluk.

Slide 22 - Slide

Angelsakisch model
  • Overheid wil een goed ondernemingsklimaat. 
  • De collectieve lastendruk wordt zo laag mogelijk gehouden.
  • Meer een tweedeling tussen de samenleving.
  • Voor mensen aan de onderkant betekent dat vaak: meer en harder werken, minder opleidingskansen voor kinderen en een slechtere gezondheidszorg.
  • Het Rijnlandse model staat lijnrecht tegenover het Angelsaksische model in zijn meest rauwe vorm (VS, Groot-Brittannië en Singapore)
  • Geld lijkt vaak de enige maatstaf te zijn, de aandeelhouder is de baas.

Slide 23 - Slide

Scandinavisch model
  • Meeste bemoeienis van de overheid (t.o.v. de andere modellen)
  • Flexibele arbeidsmarkt. 
  • Sterk sociale zekerheidsstelsel. 
  • Gemakkelijk ontslagen, snel nieuwe baan, veel individuele begeleiding voor werklozen.
  •  Sociale zekerheid: hoge uitkeringen, lang zwangerschapsverlof. Nadelen: duur systeem, hoge collectieve lastendruk. Vooral bij onderwijs en kinderopvang. 
  • Sociaal-democratisch model. 

Slide 24 - Slide

Kenmerken van de gemengde economische stromingen

Slide 25 - Slide

Overheid in Nederland
  • Centrale overheid (Rijk) 
  • Decentrale overheid (provincies, gemeenten en waterschappen) 
  • Collectieve sector: centrale en decentrale overheid + sociale zekerheidsinstellingen. 
  •  De productiewaarde van de overheid wordt berekenend door de ambtenarensalarissen op te tellen. 
  • Voor dat bedrag telt de overheid mee in de berekening van het BBP. 

Welke economische stroming herken jij in Nederland?

Slide 26 - Slide

Overheidshouding in Nederland
Welke rol vind jij dat de overheid/overheidslagen innemen?

Slide 27 - Slide

Collectieve sector: schematisch

Slide 28 - Slide

Collectieve sector: praktijkvoorbeeld 3-kader
Gedeeltelijk ingevuld
Geheel ingevuld

Slide 29 - Slide

Nederland: een gemengde economie
Waarom is Nederland een gemengde economie?
Waarom wordt dit in Nederland beter gevonden dan de vrije economie / geleide economie?

Slide 30 - Slide

Koppeling theorie aan praktijk: casussen 
(zie ook §5.4)
ABN-AMRO (nationalisering & privatisering) (KLIK)
Eneco (privatisering) (KLIK)
KLM (staatsdeelneming) (KLIK)
Staatsdeelnemingen
Historie privatisering NL
Opbrengsten privatisering EU
https://factory.fhj.nl/factcheck-nederland-is-kampioen-privatiseren/

Slide 31 - Slide

Overheidsingrijpen (kenmerk gemengde economie)
  1. Stabilisatiefunctie (§1.4)
  2. Allocatiefunctie (§1.5)
  3. Verdelingsfunctie (§1.6)

Slide 32 - Slide

1. Stabilisatiefunctie
  • Stabiliseren van de conjunctuur 
  • Kloof (in %) tussen de feitelijke omvang vh BBP en het structurele BBP
  • = Outputgap

Slide 33 - Slide

1. Stabilisatiefunctie (II)(§11.3.5)
  • Bedenk een anticyclische maatregel in Punt A! 
  • Bedenk een anticyclische maatregel in Punt B! 
  • Hoe wordt de conjunctuurpiek tijdens de hoogconjunctuur automatisch gestabiliseerd? 
  • Procyclisch (1970-2014)

Automatische stabilisatoren
  • Progressief belastingstelsel (meer verdienen = extra belastinginkomsten overheid)
  • Werkloosheidsuitkeringen (werkloos raken = vangnet = extra uitgaven overheid)

Slide 34 - Slide

Hoe te stabiliseren?
  • Door anticyclisch beleid  
  • Monetair en begrotingsbeleid   
  • Sociale zekerheid   
  • Automatische conjunctuurstabilisatoren   

Slide 35 - Slide

Anti- en procyclisch begrotingsbeleid (§1.4)
Output gap
  • Indicator conjunctuur
  • Kloof tussen feitelijke BBP en structurele BBP
  • Positief? → hoger dan normale bezetting + lager dan normale werkloosheid
  • Negatief? → lager dan normale bezetting + hoger dan normale werkloosheid
Structurele BBP
  • omvang v/d economie
  • bezettingsgraad productiecapacitiet + werkloosheidspercentage zijn gelijk aan hun evenwichtswaarde.

Slide 36 - Slide

2. Allocatiefunctie 
  • Herverdelen van productie (factoren en/of middelen) 
  • Pareto-optimum niet bereikt →marktimperfecties

  • Worden producten goed aangeboden?  
  • Tegen een eerlijke prijs?  
  • Kunnen wij als overheid dat niet beter?  

Slide 37 - Slide

2. Allocatiefunctie: marktimperfecties (II)
  • Collectieve goederen worden niet geproduceerd 
  • Machtsposities (marktmacht/onvoldoende concurrentie) 
  • Asymmetrische informatie (= partijen beschikken over onvoldoende informatie) 
  • Onevenredige hoge kosten 
  • Externe effecten 
  • Schaalvoordelen 
  • Tekortkomingen van de verzekeringsmarkt 
  • Overheid grijpt in  
       - Garantieprijzen  
       - Stellen van voorwaarden  

Marktimperfecties
Factoren die optimale allocatie (= Pareto-optimum) kunnen verstoren

Slide 38 - Slide

2. Allocatiefunctie (III)
Procyclisch of anticyclisch?
EV
Effectieve vraag = het totaal van alle vraag naar goederen en diensten van alle sectoren van een land.

Slide 39 - Slide

2. Allocatiefunctie (VI)
  • Nonrivaliteit
  • Freeriders

Slide 40 - Slide

Productiefactoren zijn 'alternatief aanwendbaar'
  • Waar kun je K, A, N en O allemaal wel niet voor inzetten? 
  • Wat wordt er in de maatschappij geproduceerd en hoe? 

  • = Allocatievraagstuk 

Slide 41 - Slide

3. Verdelingsfunctie (§1.6)
  • Kunnen de inkomens niet beter verdeeld worden? 
  • Is het relatieve verschil tussen arm en rijk niet te groot? 
  • Draagkrachtbeginsel 
  • Minimumloon 

Slide 42 - Slide

Poldermodel: typisch Nederlands
Tijdlijn: geschiedenis van de overlegeconomie

Werkvorm: kaarten koppelen
Bron met link (Pro Demos)

Slide 43 - Slide

Poldermodel: actualiteit
'Boeren of bouwers, wie de zaak vervuilt, hoort last te hebben van de overheid’ - oud-hoogleraar bestuurskunde Wim Derksen (23 oktober, 2019)

Opiniestuk (KLIK)

Slide 44 - Slide

Poldermodel: voor- en nadelen
Je hebt de geschiedenis doorgenomen in een werkvorm +            de actualiteiten in een artikel gezien.

Stel nu in tweetallen een lijst op van voor- en nadelen.
timer
5:00
Vraag
Welke invloed kan het poldermodel op overheidsbeleid hebben?

Slide 45 - Slide

Opdracht verwerking economische stelsels: HBO
  • Groepjes van 4 
  • Leg de kaartjes op de juiste plek op het papier 
  • Overleg welk kaartje waar moet komen 
  • Zijn er verschillen tussen de groepen? 

timer
1:00

Slide 46 - Slide

Transfer van HBO naar werkveld (3 mavo, I)

Slide 47 - Slide

Transfer van HBO naar werkveld (3 mavo, II)

Slide 48 - Slide

Transfer van HBO naar werkveld (4 mavo, V)

Slide 49 - Slide

Transfer van HBO naar werkveld: conclusie
Welke uitdagingen zie je bij het aanleren van dit onderdeel aan jouw leerlingen?

1. Schrijf drie mogelijke problemen op die leerlingen zouden kunnen ervaren
2. Bespreek deze in tweetallen
3. Kies per tweetal één probleem uit, schrijf deze in Class Notebook onder jouw groepje op.
4. Bepaal wie het klassikaal gaat toelichten.
timer
1:00

Slide 50 - Slide

Samenvatting
  • Historie v/d economische stelsels (Klassiek, Keynesiaans, Neo-liberaal) 
  • Economische stromingen binnen de gemengde economie (3 vormen)
  • Overheidsstructuur in Nederland
  • Nationalisering, privatisering & staatsdeelname
  • Overheidsingrijpen (stabilisatie, allocatie en verdeling)
  • Anti- en procyclisch overheidsbeleid
  • Collectieve goederen 
  • Poldermodel
  • Dubbele transfer: docent → HBO-student → leerling/student werkveld

Slide 51 - Slide

Huiswerk
1. Maak bij voorkeur drietallen voor de docu of tweetallen voor deskresearch.
2. Lees de 18 keuze-onderwerpen.
3. Geef uiterlijk vrijdag 16 november per mail door welke jullie als groep kiezen.
4. Principe van toekenning: first come, first serve.
5. Tip: zorg er dus voor dat je als groep ook een 2e en 3e keuze hebt! 

Slide 52 - Slide

Extra uitleg

Slide 53 - Slide

Slide 54 - Slide

Extra oefening

Slide 55 - Slide