5V(sp3) Periode 2

Período 2
1 / 49
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Período 2

Slide 1 - Slide

Toetsweek:   VGT gespreksvaardigheid (2x)
Week 15/16:  PO Literatuur (2x) + (10x)
Week 16:        HD (1 van 2) voca + gram (2x)

Slide 2 - Slide

  • PO: Leer en silencio (20 min)
  • Empezar con tu MO (p.97+98)

  • Toetsanalyse TW 1 (clase 2)

Semana 11/46

Slide 3 - Slide

Inzagemoment
Ga naar alkwin.remindotoets.nl
Inzagemoment is geopend --> Klik op het oogje!
timer
10:00

Slide 4 - Slide

Deberes
Estudiar 


Hacer 
- Werken aan je PO
- MO onderdeel 'school' voorbereid



Slide 5 - Slide

  • PO: Leer en silencio (20 min)
  • MO 'werk' (p.97+98)
  • Leesopdracht
  • Perífrasis Verbales (RB p.81, 82)

Semana 12/47

Slide 6 - Slide

Optie 1
- Lezen voor je PO

Optie 2
- Start maken met vormgeving van je verslag (inhoudsopgave, indeling, opmaak etc)

Optie 3
- Leesopdracht stencil.  BELANGRIJK: onderstreep waar je het antwoord vindt én schrijf vertalingen op van woorden die je opgezocht hebt. 
En SILENCIO (20-25 min)

Slide 7 - Slide

  • PO: Leer en silencio (20 min)
  • MO 'film/programma’s/boek en dagelijks leven' (p.97+98)
  • Leesopdracht
  • Pluscuamperfecto (RB p. 83-85)

Semana 13/48

Slide 8 - Slide

  • PO: (20 min)
  • Revisar 'pluscuamperfecto'
  • MO 'tm familia' (p.97+98)

Semana 14/49

Slide 9 - Slide

  • Laatste les PO: (30 min)
  • MO 'vrije tijd' (p.97+98)
Semana 15/50

Slide 10 - Slide

  • Repetir gramatica (perifrasis verbales / pluscuamperfecto)
  • RB 'resultaat' p. 86
  • MO (p.97+98)
Semana 16/51

Slide 11 - Slide

Perífrasis verbales

Slide 12 - Slide

Perífrasis verbales

Zie je Roze Boekje p.77 voor uitleg

1. Clara sigue hablando español. 
         a) todavía habla español
         b) ya no habla español.

2. Mi novio acaba de comprarme un reloj nuevo. 
         a) ha comprado el reloj antes.
         b) desde hace poco tiempo ha comprado el reloj. 








Slide 13 - Slide

Perífrasis verbales

Link naar uitleg

3. Paul ha empezado a trabajar
         a) antes trabajaba
         b) antes no trabajaba, ahora sí. 

4. Suelo dormir muchas horas. 
         a) antes no dormía muchas horas. 
         b) siempre duermo muchas horas. 








Slide 14 - Slide

Perífrasis verbales (antwoorden)

Link naar uitleg

1. Clara sigue hablando español. 
         a) todavía habla español
         b) ya no habla español.

2. Mi novio acaba de comprarme un reloj nuevo. 
         a) ha comprado el reloj antes.
         b) desde hace poco tiempo compró el reloj. 








Slide 15 - Slide

Perífrasis verbales

Link naar uitleg

3. Paul ha empezado a trabajar
         a) antes trabajaba
         b) antes no trabajaba, ahora sí. 

4. Suelo dormir muchas horas. 
         a) antes no dormía muchas horas. 
         b) siempre duermo muchas horas. 








Slide 16 - Slide

Pluscuamperfecto

Slide 17 - Slide

Pluscuamperfecto
Pluscuamperfecto = imperfecto van HABER + voltooid deelwoord (participio)


(yo)                                   había 
(tú)                                    habías
(él/ella/usted)                   había                      cantado/bebido/salido
(nosotros/-as)                   habíamos                     
(vosotros/-as)                   habíais 
(ellos/ellas/ustedes)         habían



     
Uitzonderingen:
- escrito (escribir)       - vuelto (volver)
- visto (ver)                   - abierto (abrir)
- puesto (poner)          - dicho (decir)
- hecho (hacer)            - roto (romper)
- cubierto (cubrir)  

Slide 18 - Slide

Pluscuamperfecto

GEBRUIK:
Pluscuamperfecto wordt gebruikt voor het aangeven van handelingen in het verleden die aan andere handelingen zijn voorafgegaan. Wij zouden dat kunnen vertalen in het NL naar 'hadden'. Vb: 'had (al) gemaakt'. 


VOORBEELD:
Ayer cuando volví a casa, Manolo ya había hecho la comida. 
Toen ik gisteren thuiskwam, had Manolo het eten al gemaakt

→ Het eten was al gemaakt vóór Manolo thuiskwam. Deze handeling in het verleden vond plaats vóór een andere handeling in het verleden. 



Slide 19 - Slide

A) Leg uit wat de pluscuamperfecto is en hoe je deze naar het NL zou vertalen.

B) Geef de pluscuamperfecto van de volgende ww.
  1. comer, nosotros
  2. abrir, ustedes
  3. cantar, yo
  4. preparar, vosotros
  5. volver, tú
  6. poner, Juan y yo
  7. poder, él
Opdracht 1: Pluscuamperfecto

Slide 20 - Slide

A) Leg uit wat de pluscuamperfecto is en hoe je deze naar het NL zou vertalen.
Een handeling in het verleden die voorafgaat aan een andere handeling in het verleden. Wij vertalen dit vaak met het woordje 'hadden'. 

B) Geef de pluscuamperfecto van de volgende ww.
  1. comer, nosotros = habíamos comido
  2. abrir, ustedes = habían abierto
  3. cantar, yo = había cantado
  4. preparar, vosotros = habíais preparado
  5. volver, tú = habías vuelto
  6. poner, Juan y yo = habíamos puesto
  7. poder, él = había podido
Opdracht 1: Pluscuamperfecto (antwoorden)

Slide 21 - Slide

Vertaal de volgende zinnen (RB p.84+85) :
  1. Raul en Carlos hadden het eten al gekocht.
  2. Had jij de keuken al schoongemaakt?
  3. Ze hadden slaap (tener sueño) omdat ze veel gestudeerd hadden. 
  4. Ik had aan hem gevraagd of (si) hij wilde komen. (Denk hierbij aan meew.vw)
  5. Wij hadden al gegeten. 

!! Denk aan het juist gebruik van imperfecto/indefinido in de (bij)zin die geen pluscuamperfecto heeft. 


Opdracht 2: Pluscuamperfecto
Tiempo: <10 min
Objetivo: Begrijpen wanneer je de pluscuamperfecto gebruikt én hoe je deze maakt. 

Slide 22 - Slide

Vertaal de volgende zinnen:
  1. Raul y Carlos ya habían comprado la comida.
  2. ¿Ya habías limpiado la cocina?
  3. Tenían sueño porque habían estudiado mucho. 
  4. Le (=meew.vw) había preguntado si querría venir. 
  5. Ya habíamos comido. 

!! Zin 3 en 4 hebben een hoofd- en bijzin. Daarom moet je hier goed nadenken of je een imperfecto of indefinido in de zin gebruikt.
Opdracht 2: Pluscuamperfecto (antwoorden)
Tiempo: <10 min
Objetivo: Begrijpen wanneer je de pluscuamperfecto gebruikt én hoe je deze maakt. Hoeveel zinnen had je goed? Wat kan beter?

Slide 23 - Slide

El resultado

Slide 24 - Slide

Estar + participio (= resultaat)


(yo)                              estoy
(tú)                               estás
(él/ella/usted)              está             +       participio (volt.dw)
(nosotros/-as)              estamos
(vosotros/-as)              estáis 
(ellos/ellas/ustedes)    están


Let op! Het volt.dw (participio) krijgt hier de functie van een bijvoeglijk naamwoord. Je past het dus aan aan het zelfst.nw (concordantie: geslacht en getal)    
Uitzonderingen:
- escrito (escribir)       - vuelto (volver)
- visto (ver)                   - abierto (abrir)
- puesto (poner)          - dicho (decir)
- hecho (hacer)            - roto (romper)
- cubierto (cubrir)  

Slide 25 - Slide

Estar + participio (= resultaat)
Voorbeelden:

El ticket está reservado = het ticket is gereserveerd. 
--> reservado zegt hier iets over 'el ticket'. Het is dus een bijvoeglijk naamwoord geworden. 

 La carta está escrita = de brief is geschreven
--> escrita zegt hier iets over 'la carta'. Je past 'escrito' dus aan aan 'la carta' (vrouwelijk + enkelvoud).

Las cartas están escritas = de brieven zijn geschreven.   

Slide 26 - Slide

A) Leg uit hoe je het resultaat in het Spaans van iets weergeeft. Wat is hier zo bijzonder aan?

B) Geef het resultaat van de volgende zinnen (RB p. 86):
  1. Mi padre nos lleva la televisón que .............. (reparar).  
  2. Los vasos ............... (romper).
  3. Mi hermana tiene las cartas  que ..................(escribir).
  4.  Quiero unos helados que ya ............. (preparar).
  5. La camiseta .................. (hacer) de cotón. 

Opdracht 1: Resultaat
Tiempo: <5 min
Objetivo: Begrijpen  hoe je het resultaat van iets geeft in het Spaans én hoe je dit maakt. 

Slide 27 - Slide

A) Leg uit hoe je het resultaat in het Spaans van iets weergeeft. Wat is hier zo bijzonder aan?
Estar+participio. Dit participio (volt.dw) wordt nu een bijv.nw. Deze moet ik dus aanpassen aan het zelfst.nw.

B) Geef het resultaat van de volgende zinnen:
  1. Mi padre nos lleva la televisón que .............. (reparar). está reparada.
  2. Los vasos ............... (romper). están rotos.
  3. Mi hermana tiene las cartas que ..................(escribir). están escritas.
  4.  Quiero unos helados que ya ............. (preparar). están preparados.
  5. La camiseta .................. (hacer) de cotón. está hecha. 
Opdracht 1: Resultaat (antwoorden)
Tiempo: <5 min
Objetivo: Begrijpen  hoe je het resultaat van iets geeft in het Spaans én hoe je dit maakt. Hoeveel antwoorden goed? Waar zitten de fouten?

Slide 28 - Slide

A) Wanneer gebruik je 'el resultado'? 
B) Hoe maak je 'el resultado'? 
C) Waar moet je op letten bij het maken van 'el resultado'?
D) Vul de juiste vorm van 'el resultado' in
  1. Las puertas ............... (cerrar).
  2. ¿Los vasos   .......... (romper) por tu culpa?
  3. La silla  ............. (pintar) en el color rojo. 
E) Vertaal naar het Spaans
  1. De examens zijn gemaakt.
  2. De telefoon is gerepareerd.
  3. De gangs zijn verboden.
Opdracht 2: el resultado

Slide 29 - Slide

A) Als je het resultaat van iets weergeeft 
B) Juiste vorm van 'estar' + aangepast volt.dw 
C) Dat je het volt.dw aanpast (m/v + ev/mv) aan het zelfst.nw. Er is hier geen sprake meer van een grammaticale tijd maar van een bijvoeglijk nw.
D) Vul de juiste vorm van 'el resultado' in
  1. Las puertas están cerradas (cerrar).
  2. ¿Los vasos están rotos (romper) por tu culpa?
  3. La silla  está pintada (pintar) en el color rojo. 
E) Vertaal naar het Spaans
  1. De examens zijn gemaakt. Los exámenes están hechos.
  2. De telefoon is gerepareerd. El teléfono está reparado.
  3. De gangs zijn verboden. Las pandillas están prohibidas
Opdracht 2: el resultado

Slide 30 - Slide

Geef het juiste antwoord

Om een verleden tijd aan te geven die plaatsvond vóór een andere verleden tijd, gebruik je ........
A
estar + participio
B
el participio
C
el indefinido
D
el pluscuamperfecto

Slide 31 - Quiz

Vul de juiste tijd/vervoeging in:

Ayer cuando encendí la tele, el programa ya ...........................
A
empezó
B
habia empezado
C
había empezado
D
empecé

Slide 32 - Quiz

Geef het juiste resultaat

Los helados .................... (preparar).
A
están preparados
B
había preparado
C
está preparado
D
habían preparados

Slide 33 - Quiz

Geef het juiste antwoord (perífrasis verbales)

'Acabar a' betekent
A
Net klaar zijn met
B
Beginnen met
C
Stoppen met
D
Doorgaan met

Slide 34 - Quiz

Geef het juiste antwoord (perífrasis verbales)

'Estamos al punto de salir' betekent
A
Zij staan op het punt uit te gaan
B
We gaan het opnieuw doen
C
Wij zijn al een tijdje van plan weg te gaan
D
We staan op het punt om weg te gaan

Slide 35 - Quiz

Geef het juiste antwoord (perífrasis verbales)

Vertaal correct: Dejo de fumar
A
Hij begon met roken
B
Ik stop met roken
C
Ik ben gewend te roken
D
Hij is al een tijdje aan het roken.

Slide 36 - Quiz

  • Estudiar voca
  • Leer artículo MO
  • Uitspraak regels
  • Preparar MO (p.97+98)
Semana 17/02

Slide 37 - Slide

Voca Unidad 4 (N-S) --> alle blokjes!
RB ww p. 12-14 (S-N)

VGT voca

Slide 38 - Slide

Pronunciación (uitspraak)

Slide 39 - Slide

Pronunciación
  • V  =b
  • LL = J
  • J   =g
  • Ñ  = nj
  • H  = ...
  • CH= tsj
  • U  = oe

VERDER ELKE LETTER IN HET SPAANS APART UITSPREKEN!!



la piel / la tienda / seis / siete / nueve

Slide 40 - Slide

Pronunciación (klank)
Wanneer nou welke klank?

c + -e of -i → Engelse ‘th’ (anders gewoon ‘k’)
g + -e of -i → ‘groot’ (anders ‘goal’ )

gui / gue → gui / gue  (‘u’ niet uitspreken) 
qui / que → qui / que  (‘u’ niet uitspreken) 

 → cocinar / cocina


Slide 41 - Slide

Pronunciación (klemtoon)
1.  Accent? 
    → klemtoon op die lettergreep (te--fo-no)
 
2. Eindigt het woord op een klinker, n, of s? 
    → klemtoon op voorlaatste lettergreep (Es - pa - ña)

3. Eindigt het woord op overige medeklinkers 
    → klemtoon op laatste lettergreep (E – cua - dor)

Slide 42 - Slide

  • Tips voorbereiding MO
  • Leer artículo MO
  • Preparar MO (p.97+98)

Heeft iedereen zich ingeschreven? 
Semana 18/03

Slide 43 - Slide

TIPS SPREEKVAARDIGHEID
Wie kent de ongemakkelijke stiltes niet?

- wat doe je als je de vraag niet begrijpt? 
- wat doe je als er om jouw mening wordt gevraagd?
- wat doe je als je niet weet hoe je iets moet zeggen/een woord niet weet?

Slide 44 - Slide

Gezamenlijk doornemen Libro de referencia: Spreektechnieken > p. 51

Daarna stappenplan doornemen op de volgende dia's en stellingen in de klas behandelen. 

Slide 45 - Slide

Stap 1: Luister!

Stap 2: Vraag om verduidelijking waar nodig (beheers dit!)

Stap 3: Denk na over je mening / antwoord (in simpele woorden)

Stap 4: Geef een reactie in het Spaans (probeer ook de vraag te herhalen)
Stappenplan mondeling

Slide 46 - Slide

- vraagwoorden (hoe, wat, waarom etc.)
- dagen vd week, maanden vh jaar
- getallen, rangtelwoorden (2019, eerste, derde)
- tijdsaanduidingen (morgen, volgend jaar, gisteren, afgelopen jaar etc.)
- bezittelijke voornaamwoorden (mijn, jouw etc.)
- lijdend + meewerkend voorwerp (Ik geef HET aan HEM)
- veel voorkomende tijden (ik eet/ik ga eten/ik zou willen eten/ik heb gegeten/ik at)
- veel gebruikte werkwoorden (willen/kunnen/zeggen/doen/spelen/etc.)
- zinnen waarmee je kan vragen om verduidelijking 
- handige woordjes (veel, weinig, groot, klein, een beetje, een aantal, de meeste, etc.)
- voorzetsels (na, voor, op, etc. )
- ...?
Mondeling: Ken deze woorden/zaken!!

Slide 47 - Slide

- ding (het is een ding waarmee...)
- persoon (het is een persoon die...)
- plaats / plek (het is een plek waar...)
Mondeling: Als je wilt omschrijven

Slide 48 - Slide

Háblame de un/a deportista que admiras.
(Vertel me over een atleet die je bewondert.)

Admiro al futbolista Lionel Messi. Es el mejor jugador de todos los tiempos. A pesar de tener 35 años, aún ha ganado la Copa del Mundo con Argentina. También lo admiro porque es zurdo, al igual que yo.





Slide 49 - Slide