vwo 1 chapitre 1 bron F

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Bienvenue!

C'est quelle date?

C'est quel jour?

Lesdoelen

Na de les...

...kun je een tijdschriftartikel over een familievakantie begrijpen.

...ken je woorden die te maken hebben met familie en vakantie. 

Herhalen

Vul aan het rijtje van 'avoir'

J'                    __________

Tu as

Il                    __________                                Wat betekent 'avoir'?

Elle a

On                 __________

Nous             __________

Vous avez

Ils                  __________
Elles ont  

Herhalen

Vertaal de volgende lidwoorden en geef daarbij alle vormen:

'de' en 'het' = __________________

'een              = __________________

Noteer, zoek indien nodig in de woordenlijst:

1. _______ camping (een).

2. _______ piscine (het).

3. _______ parents (de). 

4. _______ plage (een).

5 ________ message (een).

A. optreden

B. ontdekt worden

C. zin hebben om te 

trois

dix

cinq

neuf

huit

seize

3

9

5

16

10

8

Quel est ton numéro de téléphone?

 

c'est le zero six/ ....../...../..../....

C'est le  zéro/six / ....

1. Schrijf je eigen telefoonnummer op.

2.Op mijn teken geef je dit door aan je buur.. Die noteert het nummer.

3.Op mijn teken controleer je het blaadje van je buur

Tu connais la France?

Herken jij de volgende plaatjes? Kies elke keer het juiste antwoord.

1. Eiffeltoren
2. Louvre

1. le mont blanc
2. le Louvre

1. le mont blanc
2. le pont du gard

1. la côte d'Azur
2. le mont saint michel

1. la côte d'Azur
2. le mont saint michel

1. le mont blanc
2. le pont du gard

Texte F: le tour de la France en camping car

Laten we eens naar de tekst kijken. Welke voorspellingen kunnen we maken op basis van

- de vorm van de tekst

- de plaatjes

- de titel

Kunnen we de voorspellingen bevestigen?

- lees de introductie.

- lees de kopjes.

Au travail!

Maak ex. 24a, b, c, 25a  en 26a.

Klaar? oefen de woordjes met je klasgenoot via 25b: galgje.

Afsluiting

Na de les...

Vat in 1 zin samen waar de tekst over ging.

.

Noem eens 2 woorden uit voca F

Devoirs

Maken ex.24a, b, c, 25a en 26a.

Leer voca F