Basisstof 3 de was doen

1 / 23
next
Slide 1: Slide
VerzorgingMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Tijdschema
Aanwezigheid
Bijzonderheden/ mededeling
Klassenregels/ Boeken
PowerPoint: theorie basisstof 1
Zelf aan de slag 

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
Aan het einde van de les kan je:
  • aangeven wat het verschil is tussen een samenstellingsetiket en een behandelingsetiket
  • behandelingssymbolen herkennen
  • vezels indelen in drie verschillende groepen
  • waar je op moet letten als je gaat wassen
  • wat voor wasmiddelen er zijn en hoe je dit moet doseren

Slide 3 - Slide

Twee etiketten

Behandelings etiket





Samenstellings etiket

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

van vezel tot shirt

Slide 6 - Slide

Dierlijke vezels

Slide 7 - Slide

Plantaardige vezels

Slide 8 - Slide

Synthetische vezels

Slide 9 - Slide

Vezels

1. Natuurlijk - katoen, zijde, linnen


2. synthtisch- acryl


3. Mengvezels -katoen gemengd met acryl

Slide 10 - Slide

KLEDING WASSEN
Was moet je sorteren: 
- let op kleur
- let op temperatuur
- let op vezelsoort

1. WITTE WAS (alleen witte kledingstukken)
2. BONTE WAS (alleen gekleurde kledingstukken)
3. FIJNE WAS (kledingstukken die 
kwetsbaar zijn

Slide 11 - Slide

Wasmiddelen
Toch zijn er eigenlijk maar vier soorten wasmiddelen:
  Voorwasmiddel
  Wasmiddel voor de bonte was
  Wasmiddel voor de witte was
  Wasmiddel voor de fijne was


Slide 12 - Slide

Hard water
Hard water: 
  • Bevat veel kalk (calcium en magnesium zouten)
  • Kalk aanslag
  • Zorgt dat zeep minder goed kan 
werken

Slide 13 - Slide

Hard water
  • Kalkzeep
  • Kalkaanslag/ketelsteen

Slide 14 - Slide

 Wasmiddel verpakking 
hierop staan WASAANWIJZINGEN

- bij welke tempratuur wassen
- hoeveel wasmiddel heb je nodig
- of het in de wasmachine mag

Slide 15 - Slide

Wat betekent dit wassymbool:
A
wassen op 30 graden
B
wassen op 40 graden
C
handwassen
D
niet wassen

Slide 16 - Quiz

Wat betekenen deze wassymbolen?
A
1 = in de wasmachine wassen op antikreuk-programma 2 = heet strijken 3 = niet bleken 4 = stomen mag 5 = mag in de droger
B
1 = in de wasmachine wassen op antikreuk-programma 2 = warm strijken 3 = bleken mag 4 = niet stomen 5 = mag in de droger
C
1 = in de wasmachine wassen op gewoon programma 2 = lauw strijken 3 = bleken mag 4 = niet stomen 5 = mag niet in de droger
D
1 = in de wasmachine wassen op gewoon programma 2 = warm strijken 3 = niet bleken 4 = stomen mag 5 = mag niet in de droger

Slide 17 - Quiz

Wat betekent dit wassymbool:
A
niet wassen
B
niet strijken
C
niet drogen
D
niet bleken

Slide 18 - Quiz

Wat betekent dit wassymbool?
A
Strijken lage temperatuur
B
Strijken medium temperatuur
C
Strijken hoge temperatuur
D
Strijken zeer hoge temperatuur

Slide 19 - Quiz

Wat betekent dit wassymbool:
A
Niet drogen in de wasdroger
B
Drogen in de wasdroger
C
Niet wassen in de wasmachine
D
Wassen in de wasmachine

Slide 20 - Quiz

Dit wassymbool betekent:
A
Handwas
B
Chemisch reinigen
C
Nat ophangen
D
Niet wassen

Slide 21 - Quiz

Wat staat er op het samenstellingsetiket?
A
hoe je de was moet wassen
B
Waar het textiel van is gemaakt
C
de wasvoorschriften
D
wassymbolen

Slide 22 - Quiz

Huiswerk

Thema 5 Basisstof 3
Lezen: blz. 109t/m 112
maken: blz. 106 t/m 108,
opdracht 12 t/m 14 en 16


Slide 23 - Slide