M3 herhalen 3.3 en 4.3 lezen

Welkom!
- Log vast in op de LessonUp, de code staat linksonder. 

1 / 37
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Welkom!
- Log vast in op de LessonUp, de code staat linksonder. 

Slide 1 - Slide

Mededelingen vooraf
- Toiletbezoek -> door directie niet meer toegestaan. 
- In de toetsweek PTD lezen, paragraaf 3.3 en 4.3. Telt 20% mee en is daarmee de 'zwaarste' toets van het jaar. Is herkansbaar.

Slide 2 - Slide

Doel van de les, 
- We herhalen de stof voor het PTA lezen, paragraaf 3.3 en 4.3


Slide 3 - Slide

In deze les leer je:
- een betoog lezen (H3);
- vaststellen of informatie objectief is;
- de functies van het slot en inleiding benoemen;
- vaststellen of informatie betrouwbaar is;
- hoe je het antwoord op een meerkeuzevraag kunt vinden (H4);
- hoe de relatie tussen beeld en tekst in een reclame is.

Slide 4 - Slide

Wat kan de functie van een inleiding zijn?
A
Een centrale vraag stellen
B
Een korte samenvatting geven
C
De aanleiding voor het schrijven van dit artikel
D
Het onderwerp van de tekst introduceren.

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Slide

Wat is het voornaamste doel van deze tekst?
A
Informeren
B
Activeren
C
Overtuigen
D
Amuseren

Slide 7 - Quiz

Is dit een voorbeeld van commerciële reclame of van ideële reclame?
A
Commercieel
B
Ideëel

Slide 8 - Quiz

Betoog
  • In een betoog geeft een schrijver zijn mening en licht hij deze toe met voorbeelden.
  • Het doel is jou overtuigen van zijn/haar mening.
  • Meestal een driedeling: inleiding/kern/slot.
  • Ingezonden brief, recensie, betoog, boekbespreking

Slide 9 - Slide

Subjectief of objectief?
  • Subjectief is het tegenovergestelde van objectief.
  • Subjectief is een mening.
  • In een betoog wordt zowel objectieve als subjectieve informatie gegeven, maar de mening is ALTIJD subjectief. 

Slide 10 - Slide

Functies van de inleiding
In de inleiding trekt de schrijver altijd de aandacht van de lezer.
Andere functies:
- onderwerp noemen 
- aanleiding noemen (er is bv een onderzoek geweest) 
- centrale vraag stellen 
- mening van schrijver noemen 
- samenvatting van inhoud geven

Slide 11 - Slide

Subjectief of objectief?
"De bakkers hebben hard gewerkt om iedereen op tijd te voorzien van brood"
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 12 - Quiz

Wat is de functie van deze inleiding?

Slide 13 - Slide

Wat is de functie van deze inleiding?
A
Een centrale vraag stellen
B
Een korte samenvatting geven
C
De aanleiding voor het schrijven van dit artikel
D
Het onderwerp van de tekst introduceren.

Slide 14 - Quiz

Functies van het slot
  • conclusie of samenvatting geven
  • advies of waarschuwing geven

Slide 15 - Slide

Tussenkopjes
  • In langere teksten worden vaak tussenkopjes gebruikt om de leesbaarheid van de tekst te verhogen.
  • Een tussenkopje kan het deelonderwerp noemen van één of meer alinea's. Bijvoorbeeld voordelen van een fietshelm
  • Een tussenkopje kan ook belangrijke informatie noemen over een deelonderwerp. Bijvoorbeeld: (over de fietshelm) comfortabel en veilig

Slide 16 - Slide

Informatie zoeken
Als je online informatie zoekt, begin je met een vraag waar je het antwoord op wilt weten. Voor het antwoord heb je meestal maar een deel van een website of webpagina nodig.
Bruikbaarheid:
- geeft de tekst antwoord op een deel van je vraag
- komt het doel van de tekst overeen met jouw doel?
jij zoekt informatie, is het doel van de tekst informatie geven?
jij zoekt argumenten voor een standpunt, staan in de tekst argumenten?
jij zoekt informatie over een product, heeft de website een commercieel doel?
- is de tekst begrijpelijk, is hij niet te eenvoudig of te moeilijk, kun je er wat mee?

Slide 17 - Slide

Een mening is objectief
A
juist
B
onjuist

Slide 18 - Quiz

Wat is het belangrijkste doel van een betoog? De lezer ...
A
informeren
B
overtuigen
C
activeren
D
amuseren

Slide 19 - Quiz

Weektaak:
Herhaling en verdieping van les 3.3 en 4.3, let op dit zijn twee aparte documenten. Ze zijn zondag verzonden, je maakt ze in je schrift. 

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Wat is het doel van deze inleiding, naast de aandacht trekken?
A
Een centrale vraag stellen
B
Het onderwerp introduceren
C
Een samenvatting geven
D
De aanleiding voor het schrijven noemen

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Slide

Wat is de kernzin van deze alinea? Noteer de eerste en de laatste twee woorden.

Slide 24 - Open question

Reclame
Een reclame brengt een product, dienst of idee onder de aandacht. De meeste reclames bestaan uit een combinatie van een tekst een een beeld.
- de tekst heeft vaak een opvallende lay-out of opmaak: de verdeling van de tekst over de pagina, lettertype en grootte, gebruik van kleur;
- het beeld kan een plaatje, foto of afbeelding zijn.


Een goede reclame heeft een sterke combinatie van beeld en tekst. Hierdoor komt de boodschap extra goed over.
Het belangrijkste tekstdoel van reclame is activeren. Daarnaast ook nog andere tekstdoelen zoals informeren, amuseren, maar ook overtuigen of waarschuwen. 

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Aan welke elementen van de opmaak of het beeld kun je aan herkennen dat dit een advertentie is?

Slide 27 - Open question

Reclame, ideëel of commercieel
De meeste reclame heeft als doel jou iets te laten verkopen en dus geld te verdienen. Dit noem je commerciële reclame. 

Een andere vorm van reclame heeft als doel iets veranderen in jouw ideeën en mentaliteit. Dit noem je ideële reclame. 

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

In een betoog is meestal sprake van een ...
A
tweedeling
B
driedeling

Slide 31 - Quiz

Het belangrijkste doel van commerciële reclame is ..
A
geld verdienen
B
het gedrag van mensen veranderen

Slide 32 - Quiz

Slide 33 - Slide

Wat is, naast de aandacht trekken, nog een functie van deze inleiding?
A
Een centrale vraag stellen
B
De aanleiding voor het schrijven van dit stuk noemen
C
Een samenvatting geven
D
Het onderwerp introduceren

Slide 34 - Quiz

Slide 35 - Slide

Wat is de functie van dit slot?
A
Een conclusie trekken
B
Een samenvatting geven
C
Een advies geven
D
Een waarschuwing geven

Slide 36 - Quiz

Waar heb je dat aan herkend?

Slide 37 - Open question