Quiz open/gesloten vragen

1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Als je iemand wil interviewen moet je goed communiceren (praten)

Er zijn technieken om te zorgen dat de communicatie beter verloopt, zoals LSD. Wat bedoelen we met "Gebruik LSD!"?
A
Neem drugs, dan praat je makkelijker
B
Luisteren - Samen Doorvragen
C
Luisteren - Sturen - Doorvragen
D
Luisteren - Samenvatten - Doorvragen

Slide 2 - Quiz


De L in LSD staat voor Luisteren.

Hoe kun je laten zien dat je luistert?
(meerdere antwoorden mogelijk)
A
Oogcontact maken
B
Op je telefoon kijken en zeggen "Ik luister hoor!"
C
Af en toe "hmm hmm" zeggen
D
Af en toe knikken

Slide 3 - Quiz

De klant heeft een klacht. Nu komt hij aan de balie om te vertellen dat hij niet tevreden is over de manier waarop hij is geholpen.

Welke vraag is in LSD een goed voorbeeld bij 'S'?
A
Dus wat wilt u nu eigenlijk?
B
Dus u bent ontevreden over hoe u bent geholpen?
C
Heeft u een moment?
D
Wat is er aan de hand?

Slide 4 - Quiz

Open en gesloten vragen
Open vragen = Je geeft uitgebreid antwoord.
Gesloten vragen = Je geeft kort antwoord (bv ja/nee) of bij het maken van een keuze

Slide 5 - Slide

Sleep naar de juiste plek!
open vraag
gesloten vraag
Ben je verliefd?

Slide 6 - Drag question

Sleep naar de juiste plek!
open vraag
gesloten vraag
Hoe komt dat?

Slide 7 - Drag question

Sleep naar de juiste plek!
open vraag
gesloten vraag
Weet jij hoe laat de bus gaat?

Slide 8 - Drag question

Sleep naar de juiste plek!
open vraag
gesloten vraag
Waarom wil je verkoper worden?

Slide 9 - Drag question

Sleep naar de juiste plek!
open vraag
gesloten vraag
Heb je een leuk weekend gehad?

Slide 10 - Drag question

Maak een open vraag.
Is het al bijna vakantie?

Slide 11 - Open question

Maak een open vraag.
Ben je nou nog niet klaar?

Slide 12 - Open question

Maak een open vraag.
Zijn we al klaar met het
oefenen van vragen stellen?

Slide 13 - Open question


Bij de volgende vragen moet je bij 
elke opmerking een passende open vraag bedenken. 
Bijvoorbeeld: 

Opmerking:
"Ik weet niet of ik dit wel kan, hoor...."
  
Open vraag:  
"Waar twijfel je aan?"

Slide 14 - Slide

"Ik ben echt
kapot chagrijnig vandaag!'

Slide 15 - Open question


"Eigenlijk heb ik helemaal geen zin om zaterdag naar de bioscoop te gaan..."

Slide 16 - Open question


"Dit duurt me te lang.
Ik doe het wel alleen!"

Slide 17 - Open question


"Ik zie er tegenop om examen te doen"

Slide 18 - Open question

Wat
Waarom
Hoe
Welke
Wie
Waar
Wanneer
Op welke manier
In hoeverre
Waarmee
Waarvoor
Waardoor
Met wie
Bij wie
Tot wanneer
Sinds wanneer
Open vragen beginnen altijd met:
DUS...
Gesloten vragen beginnen altijd met een werkwoord, zoals 
is, zijn, had, kun, kan, wil etc..

Let op: Sommige vraagwoorden zoals Hoeveel, Wanneer, Waar, etc., kunnen óók gebruikt worden voor gesloten vragen

Slide 19 - Slide

Opdrachten
Openstaande opdrachten afronden en inleveren!
* Opdracht kwaliteiten en vaardigheden
* Video over je Pitch
*Verslag interview

Overzicht opdrachten


Slide 20 - Slide