This lesson contains 21 slides, with text slides and 1 video.
Items in this lesson
Paragraaf 3.2
Tel uit je winst!
Slide 1 - Slide
Programma
Herhaling 3.1
Bespreken opgaven 3.1
Uitleg 3.2
Aan het werk
Filmpje
Afsluiting
Slide 2 - Slide
Herhaling
1. Productbeleid (welk product lever ik en welke kwaliteit, etc.)
2. Prijsbeleid (welke prijs geven we het product, korting)
3. Plaatsbeleid (waar verkoop ik mijn product, winkel/internet)
4. Promotiebeleid (hoe zorg ik dat de klant mijn product kent, reclame)
Slide 3 - Slide
Leerdoelen:
1. Je leert omzet, inkoopwaarde, brutowinst, bedrijfskosten en nettowinst uit te rekenen. 2. Je leert hoe je moet kunnen uitleggen waardoor de nettowinst kan veranderen 3. Je leert te verklaren wanneer er sprake is van nettowinst en wanneer er sprake is van nettoverlies.
Slide 4 - Slide
Verkoopopbrengst
Verkoopopbrengst: Het geld dat een winkelier ontvangt voor de verkoop van zijn producten. Dagopbrengsten worden opgeteld per week, per maand of een andere periode. Verkoopopbrengst in een periode heet: omzet
Slide 5 - Slide
Tussen omzet en inkoopwaarde
Inkoopwaarde Een winkelier moet producten inkopen. Het bedrag dat betaald wordt voor het product noemt men inkoopwaarde. Brutowinst Het verschil tussen verkoopopbrengst (omzet) en inkoopwaarde noem je brutowinst.
Slide 6 - Slide
De kosten
De bedrijfskosten zijn de kosten die gemaakt worden voor het opbrengen van omzet. Loonkosten en grondstoffenkosten
Slide 7 - Slide
Bestemming van de winst
Brutowinst – bedrijfskosten = Nettowinst Nettowinst is voor de eigenaar van de winkel Investering
Slide 8 - Slide
Verlies
Een winkelier kan ook verlies maken. Deze verliezen kun je opvangen door eerder gereserveerde nettowinst. Wat als er geen eerder gereserveerde nettowinst is?????
Slide 9 - Slide
Nettowinst berekenen
Omzet ( Aantal verkochte producten x Verkoopprijs)
Inkoopwaarde ( Aantal verkochte producten x Inkoopprijs )