Voltooid deelwoord NT2

Werkwoordspelling
Het voltooid deelwoord

Ik heb gisteren tot 5 uur in de winkel gewerkt.
of is het
Ik heb gewerkd??
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Werkwoordspelling
Het voltooid deelwoord

Ik heb gisteren tot 5 uur in de winkel gewerkt.
of is het
Ik heb gewerkd??

Slide 1 - Slide

Wat weet je na deze les?
  • Wat softketchup is.
  • Wat de ik-vorm is van een werkwoord.
  • Hoe je werkwoorden maakt in de voltooide tijd.

Slide 2 - Slide

Stap 1: 
Haal -en van het werkwoord af.

fietsen - fiets
werken - werk
stoppen - stopp
naaien - naai

Slide 3 - Slide

Is het gewerkt of gewerkd?
softketchup

Slide 4 - Slide

Voltooid deelwoord bij zwakke werkwoorden
Om te weten of het voltooid deelwoord op -d of -t eindigt, 
kijk je naar de laatste letter van de ik-vorm.

spelen   -   ik speel   -   gespeeld
maken   -   ik maak    -  gemaakt
zeggen  -   ik zegg     -   gezegd


t

Slide 5 - Slide

Maak de ik-vorm en het voltooid deelwoord van

zeggen

Slide 6 - Open question

Moeilijke werkwoorden
werkwoord            -en             ik-vorm            voltooid deelwoord

reizen                        reiz                reis                   ik heb gereisd
leven                          lev                 leef                   ik heb geleefd
verhuizen                verhuiz        verhuis           ik ben verhuisd
durven                      durv              durf                 ik heb gedurfd


Slide 7 - Slide

hulpwerkwoord         hebben of zijn?
Je gebruikt bij de voltooide tijd vaak het hulpwerkwoord ‘hebben’.
  • Ik heb een brief geschreven.
  • We hebben veel gelachen.

Je gebruikt ‘zijn’ bij een werkwoord dat een verandering van situatie aangeeft, zoals: groeien, veranderen, sterven, verhuizen.
  • Ik ben gegroeid.
  • Hij is veranderd.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Wat is het voltooid deelwoord van

stappen
A
gestapt
B
gestapd

Slide 10 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van:

jagen
A
gejaagt
B
gejaagd

Slide 11 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van:

verven
A
geverft
B
geverfd

Slide 12 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van:

wonen
A
gewoond
B
gewond
C
gewoont

Slide 13 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van

koken
A
gekookd
B
gekookt
C
gekokt
D
gekokd

Slide 14 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van:

vertellen
A
geverteld
B
verteld
C
vertelt
D
vertellt

Slide 15 - Quiz

Het voltooid deelwoord van


strooien
A
gestrooit
B
gestrooid

Slide 16 - Quiz

het voltooid deelwoord van


plakken
A
geplakkt
B
geplakd
C
geplakt

Slide 17 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van:

bereiken
A
bereikt
B
bereikd
C
gebereikt

Slide 18 - Quiz

Het vliegtuig is veilig .......(landen)
A
gelandt
B
gelant
C
geland

Slide 19 - Quiz

Het kind heeft met de bal ..................(spelen)
A
gespeelt
B
gespeld
C
gespeeld

Slide 20 - Quiz

Zij hebben een toets......(maken).
A
gemaakd
B
gemakt
C
gemaakt

Slide 21 - Quiz

Ali praat veel.

Wat is het voltooid deelwoord?
A
gepraat
B
gepraad

Slide 22 - Quiz

Charlotte pakt de pen.

Slide 23 - Open question

Maha tekent een huis.

Slide 24 - Open question

Ali kookt eten.

Slide 25 - Open question

Een voltooid deelwoord
  • Je vertelt iets dat is gebeurd. Het is klaar: voltooid.
  • Een voltooid deelwoord begint altijd met ge-.
  • Soms ook met be, ver, ont, of her. Dan komt er geen ge- voor.
  • Bij zwakke werkwoorden eindigt het werkwoord op -t of -d.
  • Bij een voltooid deelwoord hoort altijd een hulpwerkwoord.
  • Hulpwerkwoorden : zijn of hebben.

Slide 26 - Slide