Week 38 Nederlands 2M

Nederlands 2M week 38
1 / 33
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Nederlands 2M week 38

Slide 1 - Slide

Nieuwe week & nieuwe taak

Slide 2 - Slide

Plattegrond
Zie bord!

Slide 3 - Slide

Afspraken in de les



  • Je hebt je spullen op orde. Je hebt bij je: Nieuw Nederlands, een schrift, een leesboek, een agenda en pen/papier.
  • Spullen niet op orde: BV op Magister. 
  • Huiswerk niet op orde: HV op magister (ook als je huiswerk voor een deel af is).
  • Mobiele telefoons => in je tas!
  • Twee keer waarschuwen moet voldoende zijn! Zo niet, na de les bij de docent melden en dan maken we een afspraak hoe het in het vervolg beter kan in de les.

Slide 4 - Slide

Week 38  - 20 september t/m 
24 september 2021
  • Bespreken leesvaardigheid.
  • Week 37: dinsdag 21 september
  • Voor 28/9 geen huiswerk
  • bziwb - code LessonUp
  • Lezen aan het begin van de les. Rapport 1 en 2: leesniveau 1 en 2. Rapport 3 niveau 2. Een boekenlijst volgt.
  • Deze week ronden we het hoofdstuk  spelling af en maken we een so.
  • Ook gaan we weer spelen met woorden.
  • So spelling: donderdag 23 september. Hoofdstuk 1, hoofdstuk 2 en hoofdstuk 3

Slide 5 - Slide

PTD rapportperiode 1 













Herhaling taalverzorging (spelling totaal)

45 min

(1x)

NEE

104

SO

Boekentoets (2 boeken)

45 min

VK

NEE


Nr.
Toetsvorm
Leerstof/ doel 
Tijd
Weging
Herk.

101
SO
Spelling H. 1, H. 2 en H. 3
45 min
1
Nee
102
SO
Grammatica zinsdelen en woordsoorten H. 1 en H. 2
45 min
1
Nee
103
PW
Lezen H. 1 en H. 2 en ws H. 1 en H. 2
45 min
3
Nee
1094
SO
Schrijven artikel + fictie boek vlog 
45 min
1
Nee

Slide 6 - Slide

Datum toetsen (zie magister) 













Herhaling taalverzorging (spelling totaal)

45 min

(1x)

NEE

104

SO

Boekentoets (2 boeken)

45 min

VK

NEE


Nr.
Toetsvorm
Leerstof/ doel 
Datum toets
101
SO
Spelling H. 1, H. 2 en H. 3
23 september
102
SO
Grammatica zinsdelen en woordsoorten H. 1 en H. 2
103
PW
Lezen H. 1 en H. 2 en ws H. 1 en H. 2
1094
SO
Schrijven artikel + fictie boek vlog 

Slide 7 - Slide

Lees nu 10 minuten in je leesboek. Dat doe je natuurlijk elke dag 

Slide 8 - Slide

Herhaling vorige les
In hoofdstuk 1 hebben we de spelling van de persoonsvorm besproken. In hoofdstuk 2 kwamen de hoofdletters en leestekens aan de orde.  Vorige week zijn we gestart met hoofdstuk 3, dit hoofdstuk ronden we dinsdag af en dan starten we met de voorbereiding van het so.

Slide 9 - Slide

Woordenschat
Maak drie zinnen met de woorden op het bord. Zorg dat de betekenis van het woord duidelijk blijkt uit je zin.

1. Uitbreiden
2. Coachen
3. Stoten

Slide 10 - Slide

1. Maak een zin met het woord uitbreiden.

Slide 11 - Open question

2. Maak een zin met het woord coachen.

Slide 12 - Open question

3. Maak een zin met het woord stoten.

Slide 13 - Open question

Leren voor het so
  • Hoofdstuk 1: persoonsvorm: opdracht 1 t/m 6 (bladzijde 32 en bladzijde 33) 
  • Hoofdstuk 2: hoofdletters en leestekens: opdracht 1 t/m 5 (bladzijde 59) 
  • Hoofdstuk 3: voltooid deelwoord: opdracht 1 t/m 5 (bladzijde 85)

Slide 14 - Slide

Nakijken huiswerk
Controleer je antwoorden, ze staan aan het eind van de les!


Slide 15 - Slide

Leerdoelen
Deze week leer je:

  • bereiden we het so spelling voor.
  • hoe je voltooide deelwoorden goed moet spellen.
  • hoe je de betekenis van woorden kunt uitleggen in zinnen.

Slide 16 - Slide

Uitleg theorie
Op de volgende dia volgt  uitleg.

Slide 17 - Slide

Voltooid deelwoord (als bijvoeglijk naamwoord) (bladzijde 84) 
Als er een voltooid deelwoord in een zin staat, is de pv een vorm van zijn, hebben of worden. Bijvoorbeeld:

– Mario is vanmorgen vroeg opgestaan.

Een voltooid deelwoord kan dus deel uitmaken van het gezegde, zoals in de zin hierboven. Maar een voltooid deelwoord kan ook als bijvoeglijk naamwoord worden gebruikt. Bijvoorbeeld: de geplakte fietsband; het opgezegde abonnement.


Slide 18 - Slide

Voltooid deelwoord (als bijvoeglijk naamwoord) (bladzijde 84) 
  • Eindigt het voltooid deelwoord op een -t of een -d? Gebruik de verlengproef om de laatste letter te vinden: De verkoopster heeft de T-shirts afgeprijs…. Je hoort afgeprijsde, dus je schrijft afgeprijsd.
  • Eindigt het voltooid deelwoord op een -n? Schrijf het zo kort mogelijk: gewonnen, gebeten, uitgezonden, gezien, gedaan.
  • Als je niet goed kunt horen welke letter je moet schrijven of als je zeker wilt weten wat de laatste letter moet zijn, gebruik je ’t (e)x-f(o)ksch(aa)p.

Bekijk ook het schema werkwoordspelling op bladzijde 231

Slide 19 - Slide

Nieuw Nederlands online

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Oefenen voor so spelling

Slide 22 - Slide

Evaluatie
Wat was het lesdoel en heb je voor jezelf het gevoel dat je lesdoel is behaald? Weet je nu:
  • hoe je de persoonsvorm goed moet spellen?
  • wanneer je hoofdletters en leestekens gebruikt?
  • hoe je voltooide deelwoorden goed moet spellen?

Slide 23 - Slide

Nakijken

Slide 24 - Slide

Maken. Kies keuze 1 of keuze 2

Basis (iedereen)
Opdracht 1 t/m 3
op bladzijde 85.

Oefenen (keuze 1)
De brug
Opdracht 7, 8 en 9
op bladzijde 228

Keuze 1: basis + oefenen 

Uitdaging

Opdracht 4 op bladzijde 85
(keuze 2)




Keuze 2: basis + uitdaging

Slide 25 - Slide

Opdracht 1 bladzijde 85
1 Na de hardlooptraining heb ik me meteen gedoucht.
2 Hylke heeft zijn teen onhandig tegen de tafelpoot gestoten.
3 Elze heeft de klemmende deur bijgeschaafd.
4 Naomi heeft lang getwijfeld over haar profielkeuze.
5 De bakkerij wordt uitgebreid met een gezellige koffiehoek.
6 Jonas heeft snel zijn sportkleren in zijn tas gepropt.

Slide 26 - Slide

Opdracht 2 bladzijde 85
1 De stroomstoring werd veroorzaakt door brand in een schakelstation.
2 We hebben de stoelen zwart geverfd maar de eettafel blijft wit.
3 Door giftig afvalwater is de rivier Buriganga dichtgeslibd.
4 Het glazen kunstwerk in het museum wordt voorzichtig afgestoft.
5 Tim begeleidt de F’jes, nadat de KNVB hem daarvoor heeft opgeleid.
6 Ik vind Lars geweldig, omdat hij mijn fiets heeft gerepareerd.

Slide 27 - Slide

Opdracht 3 bladzijde 85
1 De broek is gescheurd. De gescheurde broek ga ik repareren.
2 Het standbeeld wordt verlicht. Het verlichte standbeeld staat voor het station.
3 De boom is omgehakt. De omgehakte boom ligt in de tuin.
4 Het sportcomplex is vergroot. Het vergrote sportcomplex wordt morgen geopend.

Slide 28 - Slide

Opdracht 4 bladzijde 85
1 De klantenservice heeft mijn e-mail dinsdag al beantwoord.
3 Hoelang rijdt Marianne al op haar paard Lucky?
5 Op internet staat uitgebreide informatie over spaarrekeningen.

Slide 29 - Slide

De Brug opdracht 7 p. 228
1 gereisd
2 ontmoet
3 behandeld
4 bevriend
5 ontploft

Slide 30 - Slide

De Brug opdracht 8 p. 228
1 is geslaagd
2 heb uitgelegd
3 wordt gerepareerd
4 heeft gekocht
5 hebben gevist
6 heeft opgevouwen

Slide 31 - Slide

De Brug opdracht 9 p. 229
1 gezien
2 gebeurd
3 meegemaakt
4 ingeschakeld, ontdekt
5 opgelost

Slide 32 - Slide

Weektaak afgerond!!!

Slide 33 - Slide