This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Ontdek de tekstverbanden en signaalwoorden!
Slide 1 - Slide
This item has no instructions
Leerdoel
Aan het einde van deze les kunnen jullie tekstverbanden en signaalwoorden herkennen in een tekst.
Slide 2 - Slide
Begin de les met het delen van het leerdoel. Vertel de studenten wat ze zullen leren in de les.
Wat zijn tekstverbanden?
Tekstverbanden zijn woorden die aangeven hoe zinnen en alinea's met elkaar verbonden zijn.
Slide 3 - Slide
Laat enkele voorbeelden van tekstverbanden zien en vraag de studenten om ze hardop te lezen. Bespreek waarom deze verbanden belangrijk zijn.
Voorbeelden van tekstverbanden
Voorbeelden van tekstverbanden zijn: oorzaak-gevolg, vergelijking, opsomming, tegenstelling en chronologie.
Slide 4 - Slide
Laat voorbeelden zien van elk tekstverband en vraag de studenten om voorbeelden te geven van elk tekstverband.
Wat zijn signaalwoorden?
Signaalwoorden zijn woorden die aangeven wat er gaat gebeuren in de tekst.
Slide 5 - Slide
Vertel de studenten dat signaalwoorden belangrijk zijn om de structuur van de tekst te begrijpen.
Voorbeelden van signaalwoorden
Voorbeelden van signaalwoorden zijn: eerst, daarna, ten slotte, bijvoorbeeld, maar, echter.
Slide 6 - Slide
Geef voorbeelden van signaalwoorden en vraag de studenten om voorbeelden te geven van elk signaalwoord.
Oefening: tekstverbanden
Lees de volgende tekst en markeer de tekstverbanden: 'De zon scheen fel. Daardoor kreeg ik hoofdpijn. Ik besloot om een zonnebril te dragen.'
Slide 7 - Slide
Laat de studenten deze oefening individueel of in groepen maken. Bespreek daarna de antwoorden.
Oefening: signaalwoorden
Lees de volgende tekst en markeer de signaalwoorden: 'Eerst maakte ik mijn huiswerk. Daarna keek ik televisie. Ten slotte ging ik naar bed.'
Slide 8 - Slide
Laat de studenten deze oefening individueel of in groepen maken. Bespreek daarna de antwoorden.
Samenvatting
In deze les hebben we geleerd wat tekstverbanden en signaalwoorden zijn en hoe we ze kunnen herkennen in een tekst.
Slide 9 - Slide
Herhaal het leerdoel en de belangrijkste punten van de les. Vraag de studenten of ze nog vragen hebben.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.
Slide 10 - Open question
De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.
Slide 11 - Open question
De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.
Slide 12 - Open question
De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.