H2 paragraaf 3 KGT3

Programma


-

-

-




*

1 / 18
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Programma


-

-

-




*

Slide 1 - Slide

Inflatie

Slide 2 - Slide

Wat is inflatie?

Slide 3 - Open question

Schrijf de vragen over in je schrift!


1. Wat is inflatie?

2. Hoe wordt de inflatie gemeten?

3. Hoe kun je de inflatie oplossen of verminderen?

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Leenmotieven

* Tijdelijk geldtekort.

* Je wilt nu van de aankoop genieten. 

* Plotseling dringend geld nodig en hebt niks achter de hand. 

Slide 6 - Slide

Welke drie leenmotieven zijn er?

Slide 7 - Open question

Lenen
Lenen van geld = krediet krijgen
terugbetalen van de lenen =  krediet aflossen

De bank wil zekerheid en vraagt naar hoogte inkomen en andere schulden. Ze zijn bang dat jij anders het geld niet terug betaald.

Consumptief krediet =  geld lenen voor het kopen van spullen

Slide 8 - Slide

Kredietvormen

Consumptief krediet: geldlening voor een duurzaam
consumptiegoed (bijvoorbeeld een auto, meubels, een computer).


Persoonlijke lening:
je krijgt het leenbedrag ineens. Je betaalt vaste termijnen voor aflossing en rente.


Doorlopend krediet:
je mag steeds opnieuw tot een bepaald maximumbedrag lenen. Je betaalt vaste termijnen voor aflossing. Je betaalt rente afhankelijk van het leenbedrag.



Slide 9 - Slide

Wat is het verschil tussen een persoonlijke lening of een doorlopend krediet?

Slide 10 - Open question

Kredietkosten

Als je geld leent, krijg je te maken met verschillende kosten:

Aflossing: terugbetaling van het leenbedrag
Rente: een percentage van het leenbedrag
als vergoeding voor het lenen
Je betaalt kredietkosten meestal op
vaste momenten in maandelijkse
termijnen.

FORMULE:  (aantal termijnen * termijnbedrag) - Lening


Slide 11 - Slide

Je leent €1.000 met een looptijd van twee jaar en betaalt in maandtermijnen van €100,-. Wat zijn de kredietkosten?
A
€1000
B
€1200
C
€1300
D
€1400

Slide 12 - Quiz

Je leent € 2000 en betaalt de lening terug in 36 maandelijkse termijnen van € 65. Bereken de kredietkosten

Slide 13 - Open question

verschil huurkoop en koop op afbetaling
- huurkoop: je doet een aanbetaling en betaalt vaste termijnen, je wordt pas eigenaar als je de laatste termijn hebt betaald.

- koop op afbetaling: je doet een aanbetaling en betaalt vaste termijnen en je wordt gelijk eigenaar

Slide 14 - Slide

Wat is het verschil tussen huurkoop en koop op afbetaling?

Slide 15 - Open question

Hypothecaire lening:
  • Grootste lening voor veel mensen

  • Huis kopen.

  • Bij een hypothecaire lening dient het huis of de grond als onderpand.

Slide 16 - Slide

Hypothecaire lening (hypotheek) is een voorbeeld van
A
Huishoudelijke uitgaven
B
Vaste lasten
C
Incidentele uitgaven

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Video