Les 2 - §5.2 Verbranding

§5.2 Verbranding
Lesplanning:
  1. Uitleg verbranding
  2. verder met de poster
1 / 38
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

§5.2 Verbranding
Lesplanning:
  1. Uitleg verbranding
  2. verder met de poster

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Lesdoelen
Aan het einde van de les  kan je...
  • het reactieschema opstellen;
  • het verschil tussen een volledige en onvolledige verbranding;
  • de drie voorwaarden noemen die nodig zijn voor een verbranding;
  • manieren om brand te blussen verklaren.


Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Hoe kan je vuur
uitdoven?

Slide 3 - Mind map

This item has no instructions

Drie voorwaarden voor verbranding
3 voorwaarden:
  • brandstof
  • zuurstof
  • ontbrandingstemperatuur

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Temperatuur verlagen
  • Blussen
      met water

  • Kaarsje
      uitblazen 

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Zuurstof wegnemen
  • Blussen
      met schuim
  • Zand
  • Blusdeken

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Brandstof wegnemen
  • Gaskraan dicht
     draaien
  • Uit laten
     branden
  • Brandgangen
     maken in het
     bos

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Maar wat is nou eigenlijk verbranding? Wat gebeurt er en hoe komt het dat de ene vlam blauw is en de andere oranje?

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Verbranding is een chemische reactie
Bij een chemische reactie verdwijnen stoffen en ontstaan nieuwe stoffen. 

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Verbrandingsreactie
aardgas + zuurstof --> koolstofdioxide + waterdamp

Slide 10 - Slide

This item has no instructions



  • voldoende zuurstof
  • reactieproduct
     koolstofdioxide en waterdamp


  • onvoldoende zuurstof
  • reactieproduct
     roet of koolmonoxide
Volledige verbranding
Onvolledige verbranding

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Koolmonoxide

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Proefje

Slide 13 - Slide

https://www.proefjes.nl/proefje/067

+ proef melkpoeder (zie boek)
Aan de slag
je gaat verder met de poster
Eerder klaar: ga verder met §5.3.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Wat verwacht je dat er gebeurt?

Slide 15 - Open question

This item has no instructions

Toetsinzage

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

§5.3 warmtetransport
Aan het einde van deze paragraaf kan je...
  • drie soorten warmtetransport noemen;
  • herkennen wanneer er sprake is van geleiding, straling en stroming.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Warmte VS temperatuur
Warmte
Warmte is de hoeveelheid energie die zich verplaats van een voorwerp met een hoge temperatuur naar een voorwerp met een lage temperatuur.

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Warmtetransport

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Geleiding
  • Warmte wordt van de ene plaats in een vaste stof doorgegeven aan een andere plaats. 
  • Moleculen geven warmte door, door tegen elkaar te trillen. 
  • De moleculen blijven op hun plaats.

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Stroming
  • Warmte verplaatst zich door de beweging van een gas of vloeistof.

  • Een warme vloeistof of gas is lichter waardoor het opstijgt.
Het water zorgt ervoor dat elk deel van het eten in contact komt met de warmte, terwijl het tegelijkertijd voorkomt dat het eten te heet wordt op 1 plek en daardoor zal verbranden.

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

HOT
COLD
Warmte verplaats zich alleen als er sprake is van een temperatuurverschil

Warmte stroomt  
van hoge naar lage
 temperaturen

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Straling
  • Warmte verplaatsing door straling.
    Als deze straling door een voorwerp wordt geabsorbeerd wordt dit voorwerp warm.

  • Er is geen tussenstof nodig.

  • Het kampvuur zendt zichtbare warmtestraling (licht) en onzichtbare warmtestaling (infraroodstraling) uit. 

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Straling
Het zilverfolie weerkaatst de
straling waardoor de warmte bij
de kampeerder blijft.

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Straling
Elk voorwerp zendt straling uit.
Des te hoger de temperatuur van
het voorwerp des te hoger de stralingsenergie van de
uitgezonden straling. 


Slide 25 - Slide

This item has no instructions

De tegels van de badkamer voelen koud aan als je er met je blote voeten op gaat staan.
A
stroming
B
straling
C
geleiding

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Je zit naast een kampvuur en voelt de warmte op je gezicht.
A
stroming
B
straling
C
geleiding

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Via de golfstroom komt veel warm zeewater van de evenaar naar de noordzee.
A
stroming
B
straling
C
geleiding

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Doelen §5.2
Aan het einde van de les  kan je...
  • het reactieschema opstellen;
  • het verschil tussen een volledige en onvolledige verbranding;
  • de drie voorwaarden noemen die nodig zijn voor een verbranding;
  • manieren om brand te blussen verklaren.


Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Voor elke verbranding is zuurstof nodig?
A
waar
B
niet waar

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Bij een verbranding verdwijnt de brandstof.
A
waar
B
niet waar

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Zolang er maar genoeg zuurstof is blijft het vuur branden
A
waar
B
niet waar

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

Bij een onvolledige verbranding ontstaat er alleen koolstofdioxide
A
waar
B
niet waar

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

Wat is waar over volledige verbranding?
A
Een gele vlam betekent volledige verbranding
B
Bij volledige verbranding kan koolstofmonoxide vrijkomen
C
Een vlam met volledige verbranding maakt geen roet
D
Volledige verbranding bestaat helemaal niet

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Als je een brand wil blussen, kan dat alleen door de temperatuur te verlagen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions

Een gasleiding is in brand geraakt. Om de brand te blussen draait de brandweer de gaskraan dicht.
Welke voorwaarde voor verbranding haalt de brandweer weg?
A
Brandstof
B
Zuurstof
C
Temperatuur

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

Bij een bosbrand wordt de brand op een plek gehouden tot dat stuk is opgebrandt
Welke brandvoorwaarde neem je weg?
A
Zuurstof
B
Ontbrandings-temperatuur
C
Brandstof

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions

Huiswerk
In het digitale boek: §5.3 opgave 29 t/m 33 en 35

Slide 38 - Slide

This item has no instructions