Kapitel 5 Wiederholung Woorden Lektion 1 en Grammatik A "müssen"
Kapitel 5: WIEN
1 / 42
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2
This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Kapitel 5: WIEN
Slide 1 - Slide
DEUTSCH
Willkommen im Deutschunterricht
Ga op jouw plek zitten,
pak je laptop en meld je aan
Slide 2 - Slide
De les vandaag:
1. Lektion 6, opdracht 6 bespreken ( blz. 81-82)
2. Toetsvoorbereiding, herhaling woordjes Lektion 1 en Grammatik A: de werkwoorden "müssen", "wissen" en
"wollen"
Slide 3 - Slide
Leerdoelen:
- je kent de betekenis van de modale werkwoorden " müssen", "wollen" en "wissen" en je kan deze in de juiste vorm zetten (dat noemen we "vervoegen").
Slide 4 - Slide
Open je boek op blz. 81, we controleren nu
OPDRACHT 6
- wat vraagt Nora in de tekst?
-Wat eet Moritz meestal op school?
- welk drinken koopt hij in de pauze?
-welk drinken lust hij niet?
-wat wil hij het liefst elke dag eten?
Ga nu naar blz 82 voor het 2e deel van de opdracht
Slide 5 - Slide
Vul hier jouw zin nr 10 in!
Slide 6 - Open question
Vul hier jouw zin nr 11 in!
Slide 7 - Open question
Vul hier jouw zin nr 12 in!
Slide 8 - Open question
Vul hier jouw zin nr 13 in!
Slide 9 - Open question
Vul hier jouw zin nr 14 in!
Slide 10 - Open question
Vul hier jouw zin nr 15 in!
Slide 11 - Open question
Vul hier jouw zin nr 16 in!
Slide 12 - Open question
Sluit je lesboek, we herhalen nu woordjes
Slide 13 - Slide
Vertaal het woord naar NL: dreckig
Slide 14 - Open question
Vertaal het woord naar NL: fertig sein
Slide 15 - Open question
Vertaal de zin naar Duits: Ben je klaar?
Slide 16 - Open question
Vertaal het woord naar NL: sauber
Slide 17 - Open question
Vertaal het woord naar NL: das Schloss
Slide 18 - Open question
Vertaal het woord naar NL: die Küche
Slide 19 - Open question
Vertaal het woord naar NL: endlich
Slide 20 - Open question
Modalverben
Slide 21 - Slide
Modalverben
Er zijn 7 modale werkwoorden, maar wij focussen ons nu op: müssen, wissen en wollen
müssen (als iets is noodzakelijk is om te doen)
wissen
wollen
Slide 22 - Slide
Wat betekent het werkwoord "wollen" in het Nederlands?
Slide 23 - Open question
Wat betekent het werkwoord "wissen" in het Nederlands?
Slide 24 - Open question
Wat betekent het werkwoord "müssen" in het Nederlands?
Slide 25 - Open question
algemene regeltjes:
1. klinkerverandering bij enkelvoud
2. esttenten-regels bij meervoud
3. ich & er/sie/es zijn hetzelfde en hebben geen uitgang
4. wir & sie/Sie zijn ook hetzelfde
Slide 26 - Slide
müssen (moeten, noodzaak)
ich: muss Klinkerverandering bij ev
du: musst
er/sie/es : muss
wir: müssen esttenten bij mv
ihr: müsst
sie/Sie: müssen
Slide 27 - Slide
wissen (weten)
ich: weiß Klinkerverandering bij ev
du: weißt !let op ß
er/sie/es : weiß
wir: wissen esttenten bij mv
ihr: wisst
sie/Sie: wissen
Slide 28 - Slide
wollen (willen)
ich: will Klinkerverandering bij ev
du: willst
er/sie/es : will
wir: wollen esttenten bij mv
ihr: wollt
sie/Sie: wollen
Slide 29 - Slide
Übe weiter!
timer
10:00
Slide 30 - Slide
..... du auch zum Training? (müssen)
Slide 31 - Open question
Ja, ich ........... auch zum Training. (müssen)
Slide 32 - Open question
Gijs ....... auf der Bank bleiben. (müssen)
Slide 33 - Open question
Wir..... Hausaufgaben machen. (müssen)
Slide 34 - Open question
..... ihr auch Hausaufgaben machen? (müssen)
Slide 35 - Open question
.......du Geld bezahlen? (müssen)
Slide 36 - Open question
Nein, meine Eltern...... bezahlen. (müssen)
Slide 37 - Open question
.........du noch mehr üben? (müssen)
Slide 38 - Open question
Nein, ich ....... das nicht mehr üben.(müssen)
Slide 39 - Open question
Ich ......das jetzt! (können)
Slide 40 - Open question
Modalverben
Slide 41 - Slide
Hausaufgaben: Herhaal Grammatik A, schrijf alle vormen van "müssen" in je schrift op. Doe dit uit je hoofd en controleer daarna met je boek op blz. 53.