VWO 4 - Democratische Rechtsstaat - Les 12 (Herhaling h1-4)

Vandaag
Welkom!

Terugblik vorige les

De kern van h. 1 t/m 4

Opdracht: oefenen met toetsvragen

Lesdoel evaluatie
Aan het einde van de les kun je:
  • Een uitleg geven bij de politiek-maatschappelijke stromingen.
  • Toetsvragen met bronnen op een juiste manier beantwoorden.

1 / 17
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 17 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Vandaag
Welkom!

Terugblik vorige les

De kern van h. 1 t/m 4

Opdracht: oefenen met toetsvragen

Lesdoel evaluatie
Aan het einde van de les kun je:
  • Een uitleg geven bij de politiek-maatschappelijke stromingen.
  • Toetsvragen met bronnen op een juiste manier beantwoorden.

Slide 1 - Slide

Terughoudend - dingen bij het oude laten - macht bij de koning
Godsdienstige ideeën moeten via de politiek tot uiting komen.
Politieke stroming die opkomt voor de zwakkeren (vaak arbeiders).
Vrijheid voor de burger, tegenstanders van de volledige macht van de koning.
Stroming die streeft naar emancipatie voor de vrouw.
Conservatisme
Liberalisme
Confessionalisme
Feminisme
Socialisme

Slide 2 - Drag question

Opdracht: raad de -ismen
De politiek-maatschappelijke stromingen

Wat? Je gaat politiek-maatschappelijke stromingen uitbeelden en raden.

Waarom? Met deze werkvorm leer je een de -ismen.

Hoe? Je maakt in een groepje kaartjes met daarop de politiek-maatschappelijke stromingen: liberalisme, conservatisme, confessionalisme, socialisme en feminisme. Een van jullie trekt een kaartje en heeft 90 seconden om de stroming op het kaartje te tekenen. Letters of cijfers zijn verboden. De andere drie leerlingen beargumenteren om welke stroming het gaat.

Slide 3 - Slide

Deze les:
Herhaling h.1-4

Slide 4 - Slide

Verlichting en Revolutie
Hoofdstuk 1
Tijdens de Verlichting begon het idee te groeien dat:
  • De overheid er was voor de burger
  • - Er is volkssoevereiniteit (= opvatting dat          het volk als geheel de opperste macht              heeft)

  • Burgers mee mogen beslissen in het bestuur aan de hand van actief en passief kiesrecht

Slide 5 - Slide

Patriotten en Orangisten
Hoofdstuk 2
  • Veel koffiehuizen en cafés fungeren als politieke centra voor de burgerbevolking

  • In 1787, vindt Patriotse Revolutie plaats 
  • - Patriotten willen kiesrecht en grondwet
  • - Oranjegezinden wilden meer macht voor        stadhouder als bescherming tegen                    regenten
  • - Patriotse Revolutie mislukt

  • 1795 Bataafse Republiek met grondwet

Slide 6 - Slide

Revolutiejaar 1848
Hoofdstuk 3
  • Mensen brengen eigen krantjes ('lilliputters') uit
  • - Artikelen bevatten kritiek op het gebrek          aan democratie en persvrijheid onder              koning Willem I en Willem II

  • In 1848 breken in Europa verschillende revoluties uit 
  • - Willem II is bang voor zijn positie en staat         de liberaal Thorbecke toe een nieuwe               grondwet op te stellen

Slide 7 - Slide

Feminisme
Hoofdstuk 4
  • Wilhelmina Drucker strijdt als een van de eerste feministes voor vrouwenkiesrecht 
  • - Ze organiseert het eerste internationale           feministencongres in Amsterdam
  • - Resultaat van haar actief burgerschap              ziet zij terug in 1919 (vrouwenkiesrecht)
  • Sophia Duleep wordt in Engeland geboren als prinses van onttroonde Indiase vorst
  • - Ze wordt lid van de suffragettes
  • - Zij vindt dat vrouwen zelf hun geld                      moeten verdienen en stemrecht krijgen


Slide 8 - Slide

Opdracht: toetsvragen
Oefenen met bronopgaven

Wat? Je beantwoordt de bronopgaven die op het werkblad staan. Denk goed na over hoe je de opdracht gaat aanpakken. Maak eventueel gebruik van je 'Denk Historisch' boekje.
Waarom? Met deze werkvorm oefen je met het beantwoorden van bronvragen. Hierdoor zul je vragen op de toets beter kunnen beantwoorden.
Hoe? Je werkt in duos/drietallen.
Hoe lang? 15 minuten
Als je eerder klaar bent? Feniks TK h4
timer
15:00

Slide 9 - Slide

Opdracht 1
Gebruik bronnen 1 en 2
  • Geef twee redenen waarom de Amerikaanse opstandelingen het plakkaat van Verlatinghe een inspirerend voorbeeld vonden. (2p)
  • Tegen welke vorst was het plakkaat van Verlatinghe gericht en tegen welke de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring? (2p)
  • Uit welke zinsneden uit beide bronnen blijkt dat opstand tegen een vorst is toegestaan? (2p)
  • Beredeneer wat de filosoof Thomas Hobbes van beide verklaringen zou hebben gevonden. (2p)

Slide 10 - Slide

Opdracht 1
  • Een vorst is niet door God aangesteld, dus ook de koning van Groot-Brittannië niet. Als een koning niet goed functioneert, mag hij worden afgezet.
  • Het plakkaat van Verlatinghe tegen Filips II, de Onafhankelijkheidsverklaring tegen koning George III.
  • Het plakkaat van Verlatinghe: ‘mogen zijn onderdanen hem afzweren’. De Onafhankelijkheidsverklaring: ‘het volk het recht heeft de regeringsvorm (en dus de regering) te veranderen of teniet te doen.’
  • Hobbes vond dat de koning voor altijd, bij contract was aangesteld en dus niet mocht worden afgezet. Hij zou het oneens zijn met beide verklaringen.

Slide 11 - Slide

Opdracht 2
Gebruik bron 3.
  • Waaruit kun je afleiden dat tekenaar Albertus Verhoesen het tekenen van deze spotprent als een vorm van actief burgerschap zag? (2p)
  • Waartegen protesteerden de Belgen in 1829? (1p)
  • Welke boodschap wilde Albertus Verhoesen overdragen? Gebruik elementen uit de spotprent bij je antwoord. (2p)

Slide 12 - Slide

Opdracht 2
  • Hij geeft met zijn spotprent zijn mening weer over hoe de Belgen tegen vrijheid van meningsuiting aankeken en draagt zo een politiek standpunt uit.
  • Tegen de beperking van de persvrijheid.
  • Dat de Belgen niet zo moeten zeuren, omdat de journalisten toch alleen maar verkeerde dingen schrijven en de Belgen net doen alsof de duivel zich over Willem I uitspreekt.

Slide 13 - Slide

Opdracht 3
Gebruik bron 4.
  • Verklaar waarom de tekenaar Emily Davison zo heeft getekend en licht toe welke rol zij speelde in de strijd om het vrouwenkiesrecht. (2p)
  • Noem een verschil en een overeenkomst tussen de Nederlandse en de Britse suffragettes. (2p)

Slide 14 - Slide

Opdracht 3
  • Emily Davison was een Britse suffragette, die zich uit protest voor het paard van de koning wierp en zo aan haar eind kwam. Daarom is ze (bijvoorbeeld haar hoofd en armen) als een skelet getekend.
  • Verschil: De Britse suffragettes gebruikten veel hardere methoden, zoals het inslaan van ruiten van warenhuizen, zich vastketenen aan het hek van Buckingham Palace of, zoals Emily Davison, zich voor het paard van de koning werpen, wat ze met de dood moest bekopen. De Nederlandse feministen zochten het meer in organisatie van vrouwen, congressen en demonstraties.
  • Overeenkomst: Veel van de feministes in beide landen waren afkomstig uit de gegoede burgerklasse.

Slide 15 - Slide

Lesdoel evaluatie
Aan het einde van de les kun je:
  • Een uitleg geven bij de politiek-maatschappelijke stromingen.
  • Toetsvragen met bronnen op een juiste manier beantwoorden.

Slide 16 - Slide

Huiswerk
A. Vond je het beantwoorden van de toetsvragen lastig?
TK h4. opdrachten: 13 en 15

B. Ging het beantwoorden van de toetsvragen je goed af?
TK h4. opdrachten: 15 en 18

Slide 17 - Slide