Chapitre 1 bron H

• Frans
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

avoir = hebben

We herhalen in deze les de persoonlijke voornaamwoorden en de vormen van het werkwoord avoir.

Kies de juiste vertaling.
Tu as une soeur?

1. Heb jij een zus?
2. Ben jij een zeur?
3. Heb jij een broer?
4. Hoe oud ben je?

Kies de juiste vertaling.
Nous avons un chat.

1. Jij hebt een kat.
2. Wij hebben een kat.
3. Hebben jullie een kat?
4. Ik heb een kat.

Kies de juiste vertaling.
Ils ont une maison.

1. Ik heb een huis.
2. Zij heeft een huis.
3. Hij heeft een huis.
4. Zij hebben een huis.

Het werkwoord AVOIR

2.3 Grammaire I

Le verbe avoir

Voor een klinker of een stomme 'h': je --> j'

Voorbeelden:

J'ai treize ans.                                   Ik heb (ben) dertien jaar.

J'habite à Paris.                                Ik woon in Parijs.

j'ai

tu as 

il a 

elle a

on a 

nous avons

vous avez

ils ont

elles ont

ik heb

jij hebt

hij heeft

wij hebben, men heeft 

zij heeft

wij hebben

jullie hebben, u heeft

zij hebben (m)

zij hebben (v)

Kies de juiste vorm van avoir.
Elle __ deux frères.

1. a
2. as
3. avons
4. avez

Kies de juiste vorm van avoir.
Tu ___ une grande soeur.

1. a
2. as
3. avons
4. ont

Vul in:
Elles ____ des teeshirts noirs.

Vul in:
Il____ un chien.

Vul in:
J'____ douze ans.

Vul in:
Vous ___ des frères.

Vul in:
Nous ___ un appartement à Paris.

Hoe ging het maken van de oefeningen?