Zuren en Basen 2023_2024

Zuren en basen
Samenvatting
1 / 79
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 79 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Zuren en basen
Samenvatting

Slide 1 - Slide

Wat jullie moeten weten?
  • Verschil kennen tussen zuur en base
  • Voorbeelden kunnen noemen van zuren
  • Weten welke indicatoren er zijn en hoe ze werken
  • Eigenschappen van zuren kennen 
  • Zuren in oplossingen (vergelijkingen) kunnen weergeven 

Slide 2 - Slide

Wat is zuur ?
Een zure oplossing smaakt zuur en kan bijtend voelen op je huid. De zuurgraad (pH-waarde) geeft aan hoe zuur een oplossing is. Zuur: pH < 7

Slide 3 - Slide

De pH schaal 
Zuren en Basen

Slide 4 - Slide

Deze tabel met zuren kennen

Slide 5 - Slide

Voor zuren geldt
A
pH = 7
B
pH < 7
C
pH > 7
D
pH = 0

Slide 6 - Quiz

Wat is een belangrijke eigenschap van een zuur in zuur-base reacties?
A
Neemt H+ op
B
Staat H+ af
C
Neemt OH- op
D
Staat OH- af

Slide 7 - Quiz

Zuren zijn
A
metalen
B
moleculaire stoffen
C
zouten

Slide 8 - Quiz

Waterstof chloride
Koolzuur
Zwavel zuur
Salpeter zuur
HCl
HNO3
H2SO4
H2CO3

Slide 9 - Drag question

Wat is de naam van het zuur: HAc

Slide 10 - Open question

Wat is een belangrijke eigenschap van een zuur in zuur-base reacties?
A
Neemt H+ op
B
Staat H+ af
C
Neemt OH- op
D
Staat OH- af

Slide 11 - Quiz

Indicatoren
  • Als je wilt weten of een oplossing zuur of basisch is, gebruik je een indicator

  • Een indicator verandert van kleur in een zure of basische oplossing.

  • Lakmoespapier is een indicator, hier leg je een druppel oplossing op.

  • Rodekoolsap of fenolftaleïne (l), hier doe je een paar druppels van in een oplossing.



Slide 12 - Slide

Zuur-basen indicatoren in Binas tabel 36
Omslagtraject: pH gebied waarbij de indicator van kleur verandert

Slide 13 - Slide

Universeel indicator papier
Indicatoren (pak je binas erbij)
Indicatoren

Slide 14 - Slide

Wat is een zuur/base indicator
A
een stof die een zuur neutraal maakt
B
een stof die een base neutraal maakt
C
een stof waarmee je kunt bewijzen of je een zuur of een base hebt
D
een stof die een neutrale stof kan aantonen

Slide 15 - Quiz

kleur van de indicator bij pH van 5,2
broomthymolblauw
rodekoolsap
lakmoes
geel
rood
paars
blauw
groen

Slide 16 - Drag question

Welke kleur heeft de indicator fenolftaleïne in een zure oplossing?
A
Roze
B
Paars
C
Rood
D
Kleurloos

Slide 17 - Quiz

Jody heeft een indicator gebruikt bij een stof met een pH van 2,5. De indicator kleurde geel.

Welke indicator heeft zij gebruikt?
A
Broomthymolblauw
B
Methylrood
C
Dimethylgeel
D
Rodekoolsap

Slide 18 - Quiz

 Superontstopper (lees deze tekst)
Vloeibare industriële afvoerontstopper en -reiniger bevat 98% zwavelzuur.
Lost verstoppingen op zoals die van haar, papier, kalk, maandverband, zeep en koffiedik.  Het tast geen rubber, lood, koper of pvc-afvoersystemen aan.
Niet gebruiken op gegalvaniseerd of geëmailleerd ijzer, zink, aluminium, chroom en geplastificeerde voorwerpen. In fles met veiligheidssluiting.
naar: http://oo-ijzerwaren.nl

Slide 19 - Slide

De super-ontstopper bevat behalve positieve waterstof-ion en ook negatieve ionen.
Wat is de formule van deze negatieve ionen?
A
Ac-
B
Cl-
C
PO4 3-
D
SO4 2-

Slide 20 - Quiz

Welke pH heeft de super-ontstopper?
A
lager dan 7
B
gelijk aan 7
C
hoger dan 7
D
geen

Slide 21 - Quiz

Wordt de werkingssnelheid van de ontstopper hoger, lager of blijft deze gelijk bij
aanwezigheid van water?
A
De snelheid blijft gelijk, want de hoeveelheid zwavelzuur verandert niet
B
De snelheid wordt hoger, want de concentratie zwavelzuur neemt toe
C
De snelheid wordt lager, want de concentratie zwavelzuur neemt af
D
niets

Slide 22 - Quiz

De super-ontstopper mag je niet gebruiken bij een verstopte afvoerpijp die van zink
is gemaakt. Er zal dan een reactie plaatsvinden, waardoor de afvoer kapotgaat. De
vergelijking van deze reactie is:
2 H+ (aq) + Zn(s) → H2 (g) + Zn2+(aq)
Leg uit aan de hand van de gegeven vergelijking dat een afvoer die van zink is
gemaakt, kapotgaat wanneer je hierin super-ontstopper gebruikt

Slide 23 - Open question

10.3 Wat is een base?

Slide 24 - Slide

Leerdoelen
10.3.1 Je kunt vier algemene eigenschappen van basische oplossingen beschrijven.
10.3.2 Je kunt uitleggen hoe de concentratie van een basische oplossing de hoogte van de pH beïnvloedt.
10.3.3 Je kunt vier bekende basen en de bijbehorende formule geven.
10.3.4 Je kunt het verschil uitleggen tussen ammonia en ammoniak.

Slide 25 - Slide

Basen
Een zuur staat een H+-ion af

Een base neemt een H+-ion op

Doet dus tegenovergestelde van een zuur!!!

Slide 26 - Slide

Definitie van een base
  1. Een base is een stof die H+ kan opnemen
  2. Basen in oplossing bevatten vaak OH- .
  3. Basen smaken en voelen zeepachtig en reageren makkelijk met vetten, je kunt er goed mee ontvetten.
  4. Geconcentreerde basen hebben een bijtende werking op huid en slijmvliezen (net als zuren)

Slide 27 - Slide

Basen die je moet kennen







In de tabel staan drie zouten met alleen het negatieve ion aangegeven. Als een zout een
van deze negatieve ionen bevat, werkt dat zout dus als een base. 
Zouten bevatten ook altijd een positief ion, maar dat bepaalt niet of het zout een base is

Slide 28 - Slide

Een deeltje dat       bindt is een base
t




Een oplossing van een base is een basische oplossing

H+

Slide 29 - Slide

Base en pH
De pH van een basische oplossing is altijd hoger dan 7. Hoe meer base een oplossing bevat, hoe hoger is de pH. 

Dus hoe hoger de concentratie aan opgeloste base, hoe hoger de pH van de oplossing zal zijn. 
Bij verdunnen daalt de pH maar lager dan 7 zal het nooit komen.

Slide 30 - Slide

Triviale namen
NaOH, Natriumhydroxide, Natronloog

KOH, Kaliumhydroxide, Kaliloog

Ca(OH)2,  calciumhydroxide, Kalkwater


Slide 31 - Slide

Base : natriumhydroxide 
NaOH opgelost in water is natronloog




Bekende toepassing NaOH is gootsteenontstopper
er komt veel warmte vrij bij oplossen NaOH in water

Slide 32 - Slide

calciumhydroxide 




Calciumhydroxide opgelost in water is : kalkwater




Calciumhydroxide is een base om zure grond te neutraliseren
Kalkwater gebruikt je als reagens om CO2 aan te tonen

Slide 33 - Slide

Ammoniak (g) wordt Ammonia (aq)










Zuiver ammoniak wordt in de chemische industrie gebruikt om kunstmest te maken.

Slide 34 - Slide

Kunstmest bestaat voor het groot-
ste gedeelte uit ammoniumnitraat.

Slide 35 - Slide

LET OP:
Ammoniak (NH3) is een BASE

MAAR: door reactie met zuurstof wordt ammoniak omgezet in salpeterzuur
DUS: ammoniak zorgt in het milieu dus juist voor VERZURING

Slide 36 - Slide

Bekende basische oplossingen
Basen komen voor als:
gas  ( ammoniak), vast (natriumhydroxide, kaliumhydroxide,.)
Veel basen komen voor als oplossing in water.
  • Natronloog = natriumhydroxide opgelost in water
         Na+ (aq)   +   OH- (aq)
  • Ammonia  =  ammoniak opgelost in water
         NH3+ (aq)

Slide 37 - Slide

Stofeigenschappen basen
• bevatten stoffen of deeltjes die H+ opnemen;
• hebben een pH-waarde hoger dan 7;
• geleiden elektrische stroom;
• reageren met vet;
• reageren met zuren;
• smaken zeepachtig (maar je mag ze niet proeven!).

Slide 38 - Slide

Een base is meestal een ...
A
moleculaire stof
B
zout (ion)
C
metaal

Slide 39 - Quiz

Soda is een base, het heeft daarom een pH van ongeveer
A
2
B
7
C
12

Slide 40 - Quiz

Welke van deze molecuulformules komt niet van een base
A
B
C
D

Slide 41 - Quiz

Zuur
Base
Neutraal
pH 7
pH 0
pH 14

Slide 42 - Drag question

Wat is de definitie van een base:
A
Een deeltje dat een H+ ion kan opnemen.
B
Een deeltje dat een H+ ion kan afstaan.
C
Een deeltje met een pH kleiner dan 7.
D
Een deeltje dat betrokken is in een zuur-base reactie.

Slide 43 - Quiz

Gootsteenontstopper(base) is agressiever dan groene zeep (base). De pH van gootsteenontstopper is
A
groter dan groene zeep
B
kleiner dan groene zeep
C
3
D
kun je niet zeggen

Slide 44 - Quiz

Wat is een base? part 2

Slide 45 - Slide

Definitie van een base
  1. Een base is een stof die H+ kan opnemen
  2. Basen in oplossing bevatten vaak OH- .
  3. Basen smaken en voelen zeepachtig en reageren makkelijk met vetten, je kunt er goed mee ontvetten.
  4. Geconcentreerde basen hebben een bijtende werking op huid en slijmvliezen (net als zuren)

Slide 46 - Slide

Basen die je moet kennen







In de tabel staan drie zouten met alleen het negatieve ion aangegeven. Als een zout een
van deze negatieve ionen bevat, werkt dat zout dus als een base. 
Zouten bevatten ook altijd een positief ion, maar dat bepaalt niet of het zout een base is

Slide 47 - Slide

Base en pH
De pH van een basische oplossing is altijd hoger dan 7. Hoe meer base een oplossing bevat, hoe hoger is de pH. 

Dus hoe hoger de concentratie aan opgeloste base, hoe hoger de pH van de oplossing zal zijn. 
Bij verdunnen daalt de pH maar lager dan 7 zal het nooit komen.

Slide 48 - Slide

Stofeigenschappen basen
• bevatten stoffen of deeltjes die H+ opnemen;
• hebben een pH-waarde hoger dan 7;
• geleiden elektrische stroom;
• reageren met vet;
• reageren met zuren;
• smaken zeepachtig (maar je mag ze niet proeven!).

Slide 49 - Slide

Sleep de onderdelen naar de juiste plek.
zuur
base
H+
OH-
universeel indicator-papier kleurt rood
NaOH
H2SO4
pH = 13,5
pH = 4
zuurrestion
O2-
soda oplossing
cola

Slide 50 - Drag question

Welke uitspraak is fout?
A
Een zure oplossing smaakt zuur
B
Alle zure oplossingen geleiden de stroom
C
De pH van een zuur is groter dan 7
D
Zure oplossingen beïnvloeden de kleur van een zuur-base-indicator

Slide 51 - Quiz


is een
NH3
A
Zuur
B
Base
C
Zout
D
Metaal

Slide 52 - Quiz

Is Ammonia een zuur of een base
A
zuur
B
base
C
geen zuur en ook geen base
D
metaal

Slide 53 - Quiz

Natronloog is:
A
B
C
D

Slide 54 - Quiz

Wat is de zoutformule van calciumhydroxide?
A
CaOH2
B
Ca(OH)2
C
Ca2OH
D
(Ca)(OH)

Slide 55 - Quiz

Herken zuren en basen
Sleep de zuren naar de linkerkant en de basen naar de rechterkant. Niet alles is zuur of base.
zuur                                                                                base
natriumhydroxide
O2-
ammoniak
natrium
HNO3
CH3COO-
waterstofchloride
H2SO4

Slide 56 - Drag question

Zuur-base-reacties 

Slide 57 - Slide

Zuur - base reactie

Slide 58 - Slide

Zuur/base reactie  (zuur en base bij elkaar)

Een zuur kan H+  afstaan, een base kan H+  opnemen. 

Bij een zuur/base reactie reageert het zuur-ion (H+) van het zuur met het negatieve ion van de base (een zuur-base reactie)


Er ontstaan neutrale stoffen (water en soms koolstof-di-oxide).

Daarom heet een zuur/base reactie een neutralisatie reactie


pH richting de 7                         (voorbeeld HNO3 en KOH)

Slide 59 - Slide

Zuur- base reacties
tabel 1 blz 41

Slide 60 - Slide

EEN ZUUR-BASEREACTIE OPSTELLEN
Stap 1: Noteer in formuletaal de aanwezige stoffen.
Stap 2: Geef het zuur- en het basedeeltje aan.
Stap 3: Noteer de bijbehorende zuur-basereactievergelijking (zie tabel 1 blz. 41).
Stap 4: Kijk in de oplosbaarheidstabel (Binas tabel 35) om te zien of er nog een neerslagreactie met de tribune-ionen ontstaat

Slide 61 - Slide

Voorbeelden
1. Zoutzuur  (HCl aq) neutraliseren met natronloog (NaOH)

Verzuring van de natuur bestrijden
2. Salpeterzuuroplossing neutraliseren met ongebluste kalk
( calciumoxide (CaO))
3. Ammoniak (NH3) neutraliseren met zwavelzuur (H2SO4)

Slide 62 - Slide

Samenvatting
  1. Bij een zuur-basereactie vindt er een overdracht van H+ -ionen plaats. Zuurdeeltjes staan H+ -ionen af. Basedeeltjes nemen H+ -ionen op.
  2. Een aantal belangrijke toepassingen van zuur-basereacties zijn           – ontzuren van zuren met behulp van een base;                                   – ontkalken van apparaten met schoonmaakazijn;                                 – tegengaan van verzuring van bossen en landbouwgrond door strooien met ongebluste kalk;                                                                   - neutraliseren van ammoniak die vrijkomt uit de mest in veestallen.
  3. Vier zuur-basereacties die je moet kennen (tabel 1 blz 41)

Slide 63 - Slide

15. Welk deeltje reageert in reactie 1 als base?
A
H2O
B
K+
C
K2O
D
OH-

Slide 64 - Quiz

Leg aan de hand van de formule van natriumcarbonaat uit dat deze stof geen zuur kan
zijn.

Slide 65 - Open question

Schoonmaakazijn is een oplossing van azijnzuur in water.
Geef de formule van de ionen die aanwezig zijn in schoonmaakazijn

Slide 66 - Open question

Wat is de triviale naam van calciumhydroxideoplossing?
A
Natronloog
B
kaliloog
C
Kalkwater
D
Kalkloog

Slide 67 - Quiz

Waterstof chloride
Koolzuur
Zwavel zuur
Salpeter zuur
HCl
HNO3
H2SO4
H2CO3

Slide 68 - Drag question

Wat is een belangrijke eigenschap van een zuur in zuur-base reacties?
A
Neemt H+ op
B
Staat H+ af
C
Neemt OH- op
D
Staat OH- af

Slide 69 - Quiz

men bepaalt de concentratie van een zuur of base met een
A
oxidatie
B
titratie
C
infiltratie
D
deductie

Slide 70 - Quiz

Hoe heet het glaswerk (plaatje) die met een titratie wordt gebruikt?
A
buret
B
pipet
C
erlenmeyer
D
koeler

Slide 71 - Quiz

Bij een titratie wordt natronloog gebruikt om de concentratie azijnzuur in 10 mL keukenazijn te bepalen. Na toevoeging van 17,00 mL slaat de kleur van de indicator om en is de oplossing geneutraliseerd.

Gegeven: 12,00 mL natronloog reageert met 0,8 mg azijnzuur.

Vraag: Hoeveel mg azijnzuur bevat deze 10 mL keukenazijn?
A
0,56 mg
B
13,60 mg
C
15,00 mg
D
1,13 mg

Slide 72 - Quiz

Sleep de onderdelen naar de juiste plek.
zuur
base
H+
OH-
universeel indicator-papier kleurt rood
NaOH
H2SO4
pH = 13,5
pH = 4
zuurrestion
O2-
soda oplossing
cola

Slide 73 - Drag question

Welke uitspraak is fout?
A
Een zure oplossing smaakt zuur
B
Alle zure oplossingen geleiden de stroom
C
De pH van een zuur is groter dan 7
D
Zure oplossingen beïnvloeden de kleur van een zuur-base-indicator

Slide 74 - Quiz


is een
NH3
A
Zuur
B
Base
C
Zout
D
Metaal

Slide 75 - Quiz

Is Ammonia een zuur of een base
A
zuur
B
base
C
geen zuur en ook geen base
D
metaal

Slide 76 - Quiz

Natronloog is:
A
B
C
D

Slide 77 - Quiz

Wat is de zoutformule van calciumhydroxide?
A
CaOH2
B
Ca(OH)2
C
Ca2OH
D
(Ca)(OH)

Slide 78 - Quiz

Herken zuren en basen
Sleep de zuren naar de linkerkant en de basen naar de rechterkant. Niet alles is zuur of base.
zuur                                                                                base
natriumhydroxide
O2-
ammoniak
natrium
HNO3
CH3COO-
waterstofchloride
H2SO4

Slide 79 - Drag question