maat 4 vwo 26 maart

Wat gaan we doen?
Belangrijke punten bespreken hoofdstuk 5 t/m 9
Gelegenheid tot vragen stellen

1 / 17
next
Slide 1: Slide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Wat gaan we doen?
Belangrijke punten bespreken hoofdstuk 5 t/m 9
Gelegenheid tot vragen stellen

Slide 1 - Slide

Wat is democratie?
Alle termen uit h1. 
Thomas Hobbes

Kenmerken van een democratie en dictatuur

Nederland is een parlementaire democratie met een constitutioneel vorst

Slide 2 - Slide

Het parlement bestaat uit...
A
De Eerste kamer
B
De Tweede Kamer
C
De Eerste kamer en de Tweede Kamer
D
De regering

Slide 3 - Quiz

5. Regering en parlement
Alle termen kennen, wat is precies regering, kabinet, parlement, ministeriele verantwoordelijkheid.

Taken en rechten van de Eerste en Tweede kamer
Dilemma democratische controle: efficientie/participatie

Dualisme, trias politica, poldermodel

Slide 4 - Slide

Welke rechten horen bij de controlerende taak van de Tweede Kamer?
A
Het recht van amendement en het recht van motie.
B
Het budgetrecht en het recht van interpellatie.
C
Het recht van interpellatie en het recht van motie.
D
Het recht van amendement en het recht van interpellatie.

Slide 5 - Quiz

6. Invloed op politieke besluiten
Systeemtheorie van Easton,
Politieke actoren, soorten pressiegroepen

Functies van de media.

Is lobbyen wel of niet democratisch? 

Slide 6 - Slide

Wie vormen het bestuur op gemeentelijk niveau?
A
De burgemeester
B
De burgemeester en de wethouders
C
De gemeenteraad
D
De wethouders en de gemeenteraad

Slide 7 - Quiz

7. Gemeente en provincie
subsidariteitsbeginsel, decentralisatie
Hoe zit het bestuurlijk in elkaar.

Herindeling, spanningen tussen het Rijk en de gemeenten.
Waar zie je dat momenteel?

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Wat is het subsidiariteitsbeginsel (2p)?
A
De overheid moet zoveel mogelijk taken op zich pakken en alleen als ze het te druk hebben dingen delegeren naar bijv. de gemeenten.
B
Het orgaan dat zich als eerste druk maakt om een probleem, moet dat probleem ook oplossen.
C
De overheid geeft subsidies aan gemeenten die veel taken op zich nemen.
D
Hogere instanties moeten niets iets doen wat door lagere instanties gedaan kan worden.

Slide 11 - Quiz

(3.8) Wie heeft de uitvoerende macht
in de Europese Unie?

A
De Raad van Ministers.
B
De Europese Commissie.
C
Het Hof van justitie.
D
Het Europees Parlement.

Slide 12 - Quiz

8. Internationale politiek
supranationaal/intergouvernementeel
soevereiniteit

Het bestuur van de Europese Unie
Hof van justitie
kritiek op de EU?

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

VN
resoluties, verklaringen.
De veiligheidsraad
De Navo

Slide 15 - Slide

Denken over democratie
Randvoorwaarden
representatie en representativiteit

Efficiëntie/participatie

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video