2v - hoofdletters en leestekens deel 1

Welkom 2H
Boek: blz. 176
Pak je telefoon en ga naar www.lessonup.app
code: zie links onder
>>> SO WOENSDAG WORDT VERPLAATST NAAR VRIJDAG
1 / 39
next
Slide 1: Slide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 2

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welkom 2H
Boek: blz. 176
Pak je telefoon en ga naar www.lessonup.app
code: zie links onder
>>> SO WOENSDAG WORDT VERPLAATST NAAR VRIJDAG

Slide 1 - Slide

Wat weten jullie al?
quizvragen - > daarna theorie

Slide 2 - Slide

Welke zin is goed geschreven?
A
't Is vandaag zonnig weer
B
'T is vandaag zonnig weer
C
't is vandaag zonnig weer

Slide 3 - Quiz

Welke zin is goed geschreven?
A
20 September ben ik jarig
B
20 september ben ik jarig

Slide 4 - Quiz

Theorie hoofdletters (1)
- Je schrijft een hoofdletter aan het begin van de zin.
- Als een zin met een apostrof (') begint, dan krijgt het eerste volledige woord de hoofdletter.
- Als een zin met een cijfer of ander teken begint, dan schrijf je geen hoofdletter.

Slide 5 - Slide

Wat is goed?
A
Peter Van Vliet
B
Peter Van vliet
C
Peter van Vliet

Slide 6 - Quiz

Wat is goed?
A
mevr. de Vries
B
Mevr. De vries
C
Mevr. De Vries

Slide 7 - Quiz

Theorie hoofdletters (2)
- je schrijft een hoofdletter aan het begin van een eigennaam
eigennaam = naam van personen, bedrijven, merken
- let op: het voorzetsel(van) of lidwoord(de) van een achternaam begint alleen met een hoofdletter als er geen (voor) naam of voorletter voor staat.
Dus: mevr. M. van Dalen en mevr. Van Dalen

Slide 8 - Slide

Is het woord 'bijbel' in deze zin goed geschreven?
Na het eten lezen we uit de Bijbel.
A
Ja
B
Nee

Slide 9 - Quiz

Schrijven we het woord 'messias' met een hoofdletter of niet?
A
Ja
B
nee

Slide 10 - Quiz

Schrijf je het woord 'christen' met een hoofdletter of niet?
A
ja
B
nee

Slide 11 - Quiz

Theorie hoofdletters (3)
- aan het begin van namen van personen en zaken die als heilig worden beschouwd. 
- let op: als we verwijzen naar de Bijbel/koran als een gedrukt exemplaar, dan moet je dat met een kleine letter schrijven.
Bijvoorbeeld: Ik heb een nieuwe, zwarte bijbel gekregen.

Slide 12 - Slide

Welk woord is juist geschreven?
A
west-Friesland
B
West-Friesland
C
West-friesland

Slide 13 - Quiz

Nederland ligt ten noorden van Duitsland. Is het woord 'noorden' goed geschreven?
A
Ja
B
nee

Slide 14 - Quiz

Theorie hoofdletters (4)
- aan het begin van aardrijkskundige namen, namen van volkeren en talen (ook in afleidingen)
- let op: namen van windstreken krijgen geen hoofdletter

Slide 15 - Slide

Hoe schrijf je 'kerstvakantie'?
A
kerstvakantie
B
Kerstvakantie

Slide 16 - Quiz

Welke spelling is juist?

A
Tweede paasdag
B
tweede paasdag
C
Tweede Paasdag

Slide 17 - Quiz

Welke spelling is goed?
A
pinksteren
B
Pinksteren

Slide 18 - Quiz

Theorie hoofdletters (5)
- Aan het begin van namen van (kerkelijke) feestdagen. 
- Let op: samenstellingen met feestdagen krijgen geen hoofdletter.
Samenstellingen: kerstvakantie, kerstverhaal, kerst.

Slide 19 - Slide

Welke spelling is goed?
A
Hare koninklijke hoogheid
B
Hare Koninklijke hoogheid
C
Hare Koninklijke Hoogheid

Slide 20 - Quiz

Welke zin is goed geschreven?
A
Ik lees het boek Kruistocht in spijkerbroek
B
Ik lees het boek kruistocht in spijkerbroek
C
Ik lees het boek Kruistocht in Spijkerbroek

Slide 21 - Quiz

Theorie hoofdletters (6)
- Aan het begin van titels van:
  • vorstelijke personen
  • van boeken, kranten, tijdschriften, films, wetten, prijzen, evenementen, enzovoorts. 

Slide 22 - Slide

Leestekens

Slide 23 - Slide

Welke zin is goed?
Let op de leestekens!
A
TikTok is populair.
B
TikTok is populair?

Slide 24 - Quiz


Welk leesteken hoort achter de zin? Kies uit: punt, vraagteken of uitroepteken.

3. Wist je dat giraffen heel lang zonder water kunnen
A
.
B
?
C
!

Slide 25 - Quiz


Welk leesteken hoort achter de zin? Kies uit: punt, vraagteken of uitroepteken.

5. Houd nou eens op met dat gezeur
A
.
B
?
C
!

Slide 26 - Quiz

De punt
- aan het einde van een zin
- na of in sommige afkortingen
het aantal punten in een afkorting is gelijk aan het aantal afgekorte woorden. Dus: b.g.g. (bij geen gehoord) en nl. (namelijk)

Slide 27 - Slide

De punt (2)
Je schrijft geen punten bij:
  • een afkorting die je letter voor letter(spellend) uitspreekt: ANWB, NS, dvd
  • een afkorting die je als gewoon woord uitspreekt: havo, pin, vip
  • een titel of tussenkopje
  • in adressen

Slide 28 - Slide

Het vraagteken
  • Je zet een vraagteken achter een vragende zin
  • Let op: alleen als het een citaat is (letterlijke weergave). Als een vraag niet letterlijk wordt weergegeven, dan gewoon een punt.
  • Voorbeeld: Lisa vroeg: 'Ga je mee naar de winkel?
  • Lisa vroeg of ik mee ging naar de winkel. 

Slide 29 - Slide

Het uitroepteken!
Je zet een uitroepteken als je ergens extra nadruk op wilt leggen:
  • een uitroep: Au!
  • een bevel: Ga weg!
  • een waarschuwing: Pas op!

Slide 30 - Slide

Welke zin is goed gespeld?
Let op de leestekens!
A
Ik koop appels, peren, meloenen en druiven.
B
Ik koop appels peren meloenen en druiven.
C
Ik koop appels, peren, meloenen, en druiven.

Slide 31 - Quiz

Waar komt de komma?
Als je meegaat krijg je een ijsje.
A
Als je meegaat krijg je, een ijsje.
B
Als je meegaat krijg, je een ijsje.
C
Als je meegaat, krijg je een ijsje.
D
Deze zin heeft geen komma.

Slide 32 - Quiz

De komma
Je schrijft een komma:
  • Tussen twee persoonsvormen: 'Als je morgen komt, neem je dan je laptop mee?
  • In een opsomming (behalve voor en + of):
  • 'Hij at een appel, twee boterhammen en een zak chips.'
  • 'Voor haar verjaardag wil ze een fiets, een laptop of een nieuwe tas.'

Slide 33 - Slide

De komma (2)
Je schrijft een komma:
  • voor verbindingswoorden tussen twee zinnen: bijv. maar, want en als: Ik wil hardlopen, maar het regent.
  • tussen twee bijv. naamwoorden: hij heeft een warme, blauwe trui.

Slide 34 - Slide

De komma (3)
Je schrijft een komma:
  • voor of na woorden waarmee je de aandacht trekt:
  • 'Hé, waar ga je naar toe?'
  • 'Wil je nog wat drinken, Mirjam?'
  • voor en na een bijstelling: Mijn neefje, Hans de Jong, gaat 3 keer per week naar de sportschool. 

Slide 35 - Slide

Huiswerk
Maken opdracht 117+118, blz. 178-179


Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide