4.1 FICTIE KADER

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

OP TAFEL:

• WERKBOEK
• SCHRIFT 
• PEN

PAK JOUW LEESBOEK

JAS UIT

 

Blz. 20 t/m 28

4.1 FICTIE                            BLZ. 88 t/m 98

PLANNING VANDAAG

5 minuten	STARTEN
10 minuten	LEZEN
5 minuten	UITLEG
15 minuten	ZELfSTANDIG WERKEN
5 minuten	LEERDOELEN BEHAALD?
5 minuten	AFSLUITEN

VORIGE LES

• Plaats en tijd in een verhaal beschrijven;
• Het denken, voelen en handelen van personages beschrijven;
•  Je mening geven met beoordelingswoorden.

LEZEN     

VERHAALSOORTEN

Avonturenverhaal 

Detective 

Dieren 

Geschiedenis 

Griezelverhaal

Humor 

Non-fictie

Oorlogsverhaal 

RECENSIE SCHRIJVEN

Tip 1:   vermeld de belangrijkste gegevens

Tip 2:   verklap niet teveel

Tip 4:   geef voorbeelden

Tip 5:   BAM...begin goed

Tip 6:   wees origineel

Tip 7:   verdiep 

OPBOUW VAN EEN VERHAAL

1. Een hoofdpersoon met een probleem, 
2. Een zoektocht met een worsteling, 
3. Een wending met een aha-moment en 
4. Het inzicht of het resultaat. 

ONDERWERP 

= Waar het boek feitelijk over gaat.

= Het antwoord op de wat-vraag.

Lees eerst de titel:

 vaak vertelt de titel grotendeels al waar de tekst over gaat. Bekijk je de tussenkopjes, plaatjes en vetgedrukte stukjes.

HOOFDPERSOON

= Belangrijkste persoon in het boek, 

= Persoon waar het verhaal om draait. 

--> maakt in het verhaal een ontwikkeling door, 

--> met hem of haar gebeurt iets. 

Tip: Als je de achterkant leest kun je vaak al achterhalen wie het hoofdpersonage is.

Plaats: 

Waar speelt het verhaal zich af?

Tijd:

 De tijd waarin het verhaal zich afspeelt staat 

De verteltijd is de tijd die verstrijkt in een verhaal. 

MAKEN

§ 4.1 FICTIE

Opdracht 1 t/m 7 Blz. 90 t/m 100

= huiswerk voor woensdag 7 mei.

• Hoe beschrijf je plaats en tijd in een verhaal?
• Hoe beschrijf je het denken, voelen en handelen van personages?
  
•  Hoe geef je jouw mening met beoordelingswoorden?