Introductieles toekomst DISK

Toekomst
1 / 37
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolBasisschoolvmbo lwoo, b, kGroep 7,8Leerjaar 1

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Toekomst

Slide 1 - Slide

Introductie en doel van de les 
Toekomst

Dit hoofdstuk gaat over de toekomst. 
Dit is de tijd die nog komen moet.
Aan het eind van de les ken je de betekenis van nieuwe woorden en kun je zinnen maken met die woorden.

Slide 2 - Slide

timer
2:00
Toekomst

Slide 3 - Mind map

Wat weet je of hoop je dat er in de toekomst gebeurt?
timer
2:00

Slide 4 - Open question

Uitleg van nieuwe woorden 
1.  Lees het woord
2.  Lees de betekenis(sen)
3.  Lees de voorbeeldzin(nen)
4.  Bekijk de plaatjes

Slide 5 - Slide

het contract
Afspraken die zijn opgeschreven.
Ik heb mijn contract bij mijn nieuwe baas getekend.




                                                              Messi tekent een nieuw contract.

Slide 6 - Slide

de bevolking
De mensen die in een land, stad of dorp wonen.
De bevolking van Roermond is trots op de stad.
De bevolking van de wereld groeit snel.

Slide 7 - Slide

het gezin
Ouders en kinderen.
Mijn vader en moeder en mijn broer en zus en ik zijn ons gezin.
Ik kom uit een groot gezin, want ik heb 3 broers en 4 zussen.

Slide 8 - Slide

het klimaat
Het weer van een lange tijd.
Het klimaat verandert door de vele auto's en fabrieken in de wereld.

Slide 9 - Slide

het eiland
een stuk land met water eromheen

Australië is een groot eiland.


Op de foto zie je een
onbewoond eiland.   

Slide 10 - Slide

Welk woord hoort NIET bij
"het contract"?
A
de afspraak
B
het akkoord
C
het weer
D
de goedkeuring

Slide 11 - Quiz

Welk woord hoort bij "het gezin"?
A
het klimaat
B
de ouders
C
opa en oma
D
de bevolking

Slide 12 - Quiz

Vul in:
................. van de wereld groeit hard.
A
het nadeel
B
het klimaat
C
het beroep
D
de bevolking

Slide 13 - Quiz

Wat is een eiland?

Slide 14 - Open question

Welk woord hoort NIET bij
"het klimaat"?
A
de verandering
B
het weer
C
de bevolking
D
de zon

Slide 15 - Quiz

feliciteren
Iemand geluk wensen

Ik feliciteer je met je verjaardag. 

Slide 16 - Slide

oppassen
je aandacht erbij houden                                                 
op iets letten                       

Voetgangers moeten heel goed oppassen als ze oversteken.
                      Opa en oma passen op hun kleinkinderen.
                                  Als het glad is, moet je oppassen dat je niet valt.

Slide 17 - Slide

combineren
iets samen doen
iets tegelijk doen


Gamen en huiswerk maken kan ik niet combineren.                           
De schilder combineert zijn werk en zijn hobby.                                    

Slide 18 - Slide

voorspellen
van tevoren zeggen wat er gaat gebeuren 
Ik voorspel dat we een hete zomer krijgen.

Slide 19 - Slide

Welk woord hoort NIET bij
"oppassen
A
uitkijken
B
opletten
C
voorzichtig zijn
D
combineren

Slide 20 - Quiz

Wat kun je voorspellen?
A
je leeftijd
B
het weer
C
de hoogte
D
het contract

Slide 21 - Quiz

Welk woord hoort NIET bij
"feliciteren"?
A
de toekomst
B
de verjaardag
C
het huwelijk
D
een nieuwe baan

Slide 22 - Quiz

Mijn hobby kost mij te veel tijd. Ik ga stoppen, want ik kan mijn hobby niet meer .................... met mijn werk.
A
feliciteren
B
oppassen
C
voorspellen
D
combineren

Slide 23 - Quiz

verbaasd
Een gevoel dat je hebt als iets anders is dan je had verwacht.
verrast, verwonderd
De leerling was verbaasd dat hij een goed cijfer had gehaald voor die moeilijke toets.

Slide 24 - Slide

teleurgesteld
Een gevoel dat je hebt als iets niet zo goed, mooi of leuk is als je had verwacht

                                        De fan was teleurgesteld dat het concert van Billy Ellish niet doorging.
De speler was teleurgesteld na de verloren wedstrijd.                       

Slide 25 - Slide

straks
binnen korte tijd (binnenkort), dadelijk, zo meteen, later
Ik ga straks boodschappen doen, maar nu ga ik eerst eten.

                                 
                                  I

Slide 26 - Slide

definitief
voor altijd
iets wat niet meer verandert
Messi blijft definitief bij Barcelona.
Het concert werd al twee keer uitgesteld, maar gaat nu definitief niet door.

Slide 27 - Slide

recent
pas gebeurd     -     niet lang geleden     -     laatst   -   nieuw
Heb jij Ali recent nog gezien? Ja, ik heb hem gisteren gesproken.
Het heeft recent nog gesneeuwd.

       Een oude                          Een recente
foto van                            foto van 
             Messi                                Messi                  

Slide 28 - Slide

Wel woord hoort NIET bij "straks"?
A
gisteren
B
binnenkort
C
later
D
zo meteen

Slide 29 - Quiz

Als iets niet meer verandert, dan is het ........................
A
onzeker
B
verbaasd
C
definitief
D
straks

Slide 30 - Quiz

Wat betekent "verbaasd"?
A
teleurgesteld
B
blij
C
positief
D
verrast

Slide 31 - Quiz

Wat betekent "recent"?

Slide 32 - Open question

Als iets niet is gegaan zoals je had gehoopt, dan ben je .................
A
teleurgesteld
B
negatief
C
geschikt
D
blij

Slide 33 - Quiz

Je hebt deze woorden geleerd:
het contract - de bevolking - het gezin - het klimaat - het eiland, feliciteren - oppassen - combineren - voorspellen - verbaasd, teleurgesteld - straks - definitief - recent
Schrijf de woorden op die je al kent.

Slide 34 - Open question

Maak oefening 
1, 2 en 3 op bladzijde 
117 en 128 van je boek.

Werk samen!!!

Slide 35 - Slide

Noem minstens twee dingen die je hebt geleerd in deze les.
timer
2:30

Slide 36 - Open question

Noem een verbeterpunt voor deze les.
timer
2:00

Slide 37 - Open question

More lessons like this