futur H3 les 2

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

objectifs du cours

Je weet het verschil tussen futur proche en futur simple

Je weet hoe je ze kan maken in het Frans

Toekomende tijd

Futur proche of futur simple?

Futur proche --> Nabije toekomst

Après les cours on va faire du surf

Futur simple --> Verder in de toekomst, niet direkt vanaf nu

En juillet, je partirai en vacances

de futur proche gebruik je om aan te geven dat je iets nog gaat doen:

ik ga pizza eten

wij gaan huiswerk maken

Futur proche:

Ik ga eten

Jij gaat huiswerk maken

Jullie gaan slapen

Je leert het werkwoord aller (opnieuw)

le futur proche = toekomstige tijd

1. het onderwerp
2. vorm van "aller"
3. hele werkwoord

Dit vertaal je met : ik ga eten/leren/vertrekken

je vais

tu vas

il/elle va

nous allons

vous allez

ils/elles vont

1 - 2 - 3

Wat is het verschil tussen de futur proche en de futur simple?

ik ga gamen

1. je vais jouer à la console
2. je joue à la console
3. je jouerai à la console

vertaal:
ik zal slapen

1. je vais dormir
2. je dormirai
3. je dors
4. je dormais

we gaan boodschappen doen

1. on fait des courses
2. on fera de courses
3. on va faire des courses
4. on allait faire des courses

jij zal leren

1. tu apprendais
2. tu apprends
3. tu apprendras
4. tu apprendreas

wij zullen praten

1. nous parlons
2. nous parlions
3. nous parleravons
4. nous parlerons

zij zullen eindigen

1. ils finiront
2. ils finissent
3. ils finont
4. ils finissaient

onregelmatige werkwoorden
ik zal willen

1. je voudrais
2. je voudrai
3. je voulais
4. je veux

onregelmatige werkwoorden
jij zal zijn

1. tu serais
2. tu êtras
3. tu seras
4. tu êtreas

onregelmatige ww
hij zal gaan

1. il ira
2. il allera
3. il va
4. il irait

zij zullen hebben

1. ils avoiront
2. ils auront
3. ils aurent
4. ils avont