07-06/13-06

Welcome!
  •  Put your phone away
  • Get your laptop on the table
  • Make sure you are ready to start
1 / 20
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welcome!
  •  Put your phone away
  • Get your laptop on the table
  • Make sure you are ready to start

Slide 1 - Slide

Planning
  •  What should you learn for the test?
  • How should you learn for the test?
  • Extra explanation
  • Time to study

Slide 2 - Slide

Test: 14 June 1st hour
What should you learn:
Grammar:
  • All present tenses: simple, continuous, perfect, perfect continuous
  • Gerund vs. infinitive
  • To let, to allow, to have, to make
  • Vocab + expressions


Slide 3 - Slide

How should you learn
  •  Present tenses: alles door elkaar, weet in welke situatie je welke tijd gebruikt. Let op de onregelmatige werkwoorden en signaalworden.
  • Gerund vs. Infinitive: weet de regels en pas ze toe
  • To let, to allow, to have, to make: verschillende betekenissen. Lees de zinnen goed.
  • Maak de versterk jezelf en de test jezelf! Dit lijkt op hoe het getoetst wordt!

Slide 4 - Slide

Woorden en expressions
  •  Leer via quizlet!
  • Ik heb alles in quizlet gezet voor jullie.

Slide 5 - Slide

Herhaling
  •  Wie wil nog extra uitleg? Kom vooraan zitten.
  • Extra werkblad Gerund-infinitive
  • Geen herhaling nodig? Maak de opdrachten in je boek af.
  • 5.4: 1-4 + 6-9 en 5.5: 3, 5-7 + 9
  • Klaar? Versterk jezelf/test jezelf of quizlet

Slide 6 - Slide

Present tenses

Slide 7 - Slide

Present simple
  •  Feiten en gewoonten
  • Iets wat altijd of nooit gebeurt
  • Signaalwoorden: always, never, often, sometimes, usually, on Mondays, during the week, in the weekend
  • Vorm: he/she/it ww + s
  • Ander onderwerp? Alleen ww.
  • I always walk to school/she always walks to school

Slide 8 - Slide

Present continuous
  •  Iets is nu gaande of irritatie (met all the time of always)
  • Signaalwoorden: Now, at this moment, right now, look!, listen!
  • Vorm: To be + ww + -ing
    • I am teaching right now

Slide 9 - Slide

Present perfect
Situatie: Iets in het verleden begonnen en gaat nog steeds door of nadruk op het resultaat van een enkelvoudige activiteit.
Signaalwoorden: FYNE JAS: for, yet, never, ever, just, already, since
Vorm: Have/has + voltooid deelwoord
I have just taught VG3B the present perfect

Slide 10 - Slide

Present perfect continuous
 Situatie: Wanneer de nadruk ligt op tijdsduur (irritatie dat het lang duurt) of nadruk op het resultaat van een langdurige of herhaalde actie.
Signaalwoorden: for, since, already, ever, never, so far, for a couple of years, all my life.
Vorm: Have/has + been + ww + -ing
Finally! I have been waiting forever!

Slide 11 - Slide

Oefenen: maak een zin
 to clean - since this morning (present perfect continuous)
to invest - usually (present simple)
to plant trees - right now (present continuous)
to live - all my life (present perfect)

Slide 12 - Slide

Gerund vs. infinitive
  •  Gerund = werkwoord + ing
  •  I love playing tennis
  • Let op: dit is dus niet de present continuous want niet het ww to be!
  • Infinitive = hele werkwoord
  • He promised to play tennis

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Hoe leren?
  •  Lees de regels goed door
  • Zorg dat je weet bij welk ww je gerund of infinitive gebruikt
  • Verschil bij to remember:
  • Gerund: je iets herinneren: I remember walking on the beach
  • Infinitive: iets onthouden: I have to remember to bring my book to class

Slide 15 - Slide

To let, to have, to allow, to make
To let: iets toelaten
To allow: toestemming geven
To have: opdracht geven
To make: iemand dwingen

Slide 16 - Slide

Voorbeelden
 Come on, let her use the computer, it is her turn now.
You are allowed to leave after you finish your test.
Have Sophie open the door when the king arrives.
You can't make me do my homework!

Slide 17 - Slide

Waar moet je op letten?
Bij het toets met je het juiste woord invullen.
Je moet dus weten wat de zin betekent en weten welke van de 4 je moet kiezen.
Bij negatieve zinnen moet je soms does/do toevoegen.
Het kan zijn dat je op de toets zelf een zin moet schrijven met deze woorden waaruit blijkt dat je het verschil tussen de 4 begrijpt.

Slide 18 - Slide

Zelfstandig werken
  •  Opdrachten afmaken
  • 5.4: 1-4 + 6-9 en 5.5: 5-7 + 9
  • Maak de versterk jezelf en de test jezelf
  • Leer via quizlet
  • Geen andere vakken even focussen op Engels!

Slide 19 - Slide

Huiswerk
  •  Leer voor de toets
  • Volgende week maandag de laatste kans om vragen te stellen.

Slide 20 - Slide