What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Grammatica §4
Grammatica zinsdelen
1 / 19
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 1
This lesson contains
19 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Grammatica zinsdelen
Slide 1 - Slide
Actie
doener
(actie uitvoerder)
slapen
oversteken
Spelen
aarzelen
opa en oma
De boosaardige heks
Ezels
het grote vliegtuig
Jantje
ronddraaien
fluiten
Fluitketels
Slide 2 - Drag question
Een correcte zin heeft zowel een
doener als een actie:
Opa en oma aarzelen.
Ezels spelen.
De boosaardige heks slaapt.
Het grote vliegtuig draait rond.
Fluitketels fluiten.
Jantje steekt over.
Slide 3 - Slide
De 'doener' van deze acties noemen we ook wel:
het onderwerp
van de zin
Met alleen een onderwerp en een persoonsvorm kun je dus al een volledige zin vormen.
Slide 4 - Slide
Wat valt op aan de onderwerpen in deze zinnen?
Opa en oma
aarzelen.
Ezels
spelen.
De boosaardige heks
slaapt.
Het grote vliegtuig
draait rond.
Fluitketels
fluiten.
Jantje
steekt over.
Slide 5 - Slide
Het onderwerp (o
w)
:
- geeft aan
wie
of
wat
iets doet in de zin.
- is een
mens
, dier, ding, plant of eigennaam of het verwijst naar een mens, dier, ding, plant of eigennaam.
- kan meervoudig en enkelvoudig zijn.
- het zinsdeel 'onderwerp' kan uit meerdere woordsoorten bestaan.
- begint nooit met een voorzetsel.
Slide 6 - Slide
Wat valt op aan de actie (pv) in deze zinnen?
Opa en oma
aarzelen
.
Ezels
spelen
.
De boosaardige heks
slaapt
.
Het grote vliegtuig
draait rond
.
Fluitketels
fluiten
.
Jantje
steekt over
.
Slide 7 - Slide
Het onderwerp (o
w)
en
de persoonsvorm (pv):
passen zich altijd aan elkaar aan - ze werken samen
--> beiden enkelvoud of beiden meervoud:
De meisjes rennen. / Het meisje rent.
Slide 8 - Slide
Lopen
Loopt
Kleine Timmie
Ties en Sam
Het muisje
De fransman
Het kraanwater
De vierdaagse wandelaars
De kinderen
Slide 9 - Drag question
Hoe vind je het onderwerp (o
w)
?
1. Verander de persoonsvorm van getal. (van
enkelvoud
maak je dus meervoud of
andersom
)
Het woord dat mee moet veranderen, is het onderwerp
2. Stel de vraag wie of wat + persoonsvorm?
Het antwoord op deze vraag is het onderwerp
Slide 10 - Slide
'de vervelende docenten'
Kan dit het onderwerp van een zin zijn?
A
ja
B
nee
Slide 11 - Quiz
'de machines'
Kan dit het onderwerp van een zin zijn?
A
ja
B
nee
Slide 12 - Quiz
'wie'
Kan dit het onderwerp van een zin zijn?
A
ja
B
nee
Slide 13 - Quiz
Wat is het onderwerp?
Na school gingen de leerlingen naar huis.
Slide 14 - Open question
Wat is het onderwerp?
Gelukkig ruimde Sjoerd zijn spullen meteen op.
Slide 15 - Open question
Wat is het onderwerp?
Welk deel van de stad werd door de orkaan verwoest?
Slide 16 - Open question
Wat is het onderwerp?
Tijdens het eten las mijn vader de krant voor.
Slide 17 - Open question
persoonsvorm (pv)
onderwerp (ow)
eet
Piet
vallen
de stoel
de hond
sliep
de rozen
bloeide
Slide 18 - Drag question
Grammatica zinsdelen
Het onderwerp
Lesdoelen
1. Je weet wat een onderwerp van een zin is.
2. Je kent twee manieren om het onderwerp te vinden in een zin.
3. Je weet dat de persoonsvorm en het onderwerp bij elkaar horen.
4. Je kunt het onderwerp vinden in een zin.
Slide 19 - Slide
More lessons like this
TH2: Taalverzorging: grammatica: voorbeeldzinnen
February 2023
- Lesson with
15 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, t
Leerjaar 2
Zinsontleding pv - zd - ow - wwg - lv - mv - bwb
October 2023
- Lesson with
11 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1
Grammatica zinsontleding
24 days ago
- Lesson with
17 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Les 11 VO2 Yannick Peters
November 2024
- Lesson with
20 slides
Nederlands
Secondary Education
Onderwerp/ persoonsvorm
February 2024
- Lesson with
17 slides
Les 5 (21 september 2024)
September 2024
- Lesson with
20 slides
Nederlands
Secondary Education
Age 12
Zinsleer - onderwerp en gezegde
November 2022
- Lesson with
16 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
QUIZ (Samengestelde zinnen, enkelvoudige zinnen, hoofdzin, bijzin, zinnen met drie persoonsvormen, zinnen met vier persoonsvormen, onderschikkende voegwoorden, nevenschikkende voegwoorden)
February 2025
- Lesson with
16 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2