Station taalverzorging vbk1 perron 4

Welkom bij Nederlands!
1 / 43
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 150 min

Items in this lesson

Welkom bij Nederlands!

Slide 1 - Slide

Stil Lezen
timer
10:00
Stil lezen

Slide 2 - Slide

Telefoons in de kluis?

Slide 3 - Slide

Magister
Kan iedereen nu in Magister?
Wie kan Magister niet in de app openen?

Slide 4 - Slide

Taalverzorging perron 4

Slide 5 - Slide

Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd
Elke persoonsvorm heeft in de tegenwoordige tijd drie vormen:
  • ik-vorm
  • ik- vorm + t
  • ik-vorm + en

De ik-vorm is de vorm die bij 'ik' hoort
bv. lopen - ik loop

Slide 6 - Slide

Opdrachten uit het boek
lezen: uitleg blz. 57 Herhalen persoonsvorm

lezen: uitleg op blz.57  Het schrijven van pv in tt
maken: opdr. 1 t/m 4


Slide 7 - Slide

Wat is de ik-vorm van 'kijken'?
A
kij
B
kijk
C
kijke
D
kijken

Slide 8 - Quiz

Wat is de ik-vorm van 'worden'?
A
word
B
wordt
C
worden

Slide 9 - Quiz

Wat is de ik-vorm van 'verhuizen'?
A
verhuiz
B
verhuis
C
verhuizen

Slide 10 - Quiz

Gebruik ik-vorm
Als 'ik' het onderwerp is:
Ik ga naar huis.
Als 'je/jij' het onderwerp is en dat direct achter de pv staat:
Ga je naar huis?

Als je luistert, hoor je ook geen -t als je=jij achter de pv staat.

Slide 11 - Slide

Is de ik-vorm in deze zin goed gespeld?
Loop je naar huis?
A
ja
B
nee

Slide 12 - Quiz

Is de ik-vorm in deze zin goed gespeld?
Wordt je kok?
A
ja
B
nee

Slide 13 - Quiz

Opdrachten uit het boek

lezen:
uitleg op blz. 59 (Het gebruik van de ik-vorm)
en 
uitleg: Het gebruik van de ik-vorm +t

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Gebruik van ik-vorm + t
Je gebruikt ik-vorm + t in alle gevallen, behalve als:
  • ik voor of achter de pv staat
  • je of jij achter de pv staat (je moet je en jij door elkaar kunnen vervangen)

Mijn vader fietst naar zijn werk.
Hij loopt niet zo graag.

Slide 16 - Slide

Gebruik ik-vorm + en
Je gebruikt de ik-vorm + en als het onderwerp in het meervoud staat:
Mijn ouders eten graag appels.
Mijn broer en ik eten liever chips.

Slide 17 - Slide

Opdrachten uit het boek


maken: 
opdr. 5 t/m 9

Slide 18 - Slide

Huiswerk
Wat niet af is, is huiswerk.
Dit komt in Magister

Opdracht 1 t/m 9
blz 56 t/m 61

Slide 19 - Slide

Veel plezier vandaag en tot volgende keer!
Tot de volgende keer!

Slide 20 - Slide

Vul de juiste vorm van 'koken' in:
Hij ....... graag pasta.
A
kokt
B
kookt
C
koken
D
kookdt

Slide 21 - Quiz

opdrachten uit het boek
lezen:
uitleg op blz. 61

maken: blz. 61 - 62
opdr. 8 - 10

Slide 22 - Slide

Vul de juiste vorm van 'worden' in:
........ je later politieagent?
A
word
B
wordt
C
worden

Slide 23 - Quiz

Persoonsvorm in de verleden tijd
Als je naar de verleden tijd kijkt, kun je alle werkwoorden in drie verschillende groepen verdelen. Elke groep heeft zijn eigen spellingregels.
  • -de(n) - bv. ik speelde
  • -te(n) - bv. ik fietste
  • andere klank - bv. ik keek

Slide 24 - Slide

Opdrachten uit het boek
lezen:
uitleg op blz. 63

maken: blz. 63 t/m 66
opdr. 12 - 14 - 15 - 16

Slide 25 - Slide

voltooid deelwoord
Als je wilt weten of je een voltooid deelwoord met een 'd' of 't' schrijft, dan kun je het langer maken. Je hoort dan een 'd' of een 't'.

gewandeld - de gewandelde afstand
gekookt - de gekookte pasta

Slide 26 - Slide

pv in vt en voltooid deelwoord
Er is nog een andere manier om achter de spelling van de pv in de vt en de spelling van het vd te komen:

't ex-kofschip

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Video

Slide 29 - Video

Slide 30 - Slide

't ex-kofschip
  1. Kijk naar de stam van het werkwoord.
  2. Wat is de laatste letter?
  3. Staat de laatste letter in 't ex-kofschip?
  4.  ja: vt: te(n) vd: t                               nee: vt: de(n) vd: d

Slide 31 - Slide

't ex-kofschip
  1. fietsen 
  2. fiets
  3. s
  4. ja:     vt: fietste(n)                   vd: gefietst

Slide 32 - Slide

't ex-kofschip
  1. wandelen
  2. wandel
  3. l
  4. nee:   vt: wandelde(n)                         vd: gewandeld

Slide 33 - Slide

't ex-kofschip
  1. surfen
  2. surf
  3. f
  4.   ja:     vt: surfte(n)                                vd: gesurft

Slide 34 - Slide

Vul de juiste vorm van 'bellen' in:
Tim heeft naar huis ............
A
bellen
B
gebelt
C
gebeld
D
belde

Slide 35 - Quiz

Vul de juiste vorm van 'verhuizen' in:
Wij zijn vorige week naar Tilburg .........
A
verhuisd
B
verhuist
C
verhuisde
D
verhuiste

Slide 36 - Quiz

Opdrachten uit het boek
lezen: uitleg op blz. 68

maken: blz. 68 t/m 72
                                         opdr. 18 - 20 - 21 - 23 - 24

Bij opdr. 23: Maak er een zinnetje van.
ik ben ziek         ik was ziek

Slide 37 - Slide

In de herhaling
Hierna komen een filmpje en een schema waarin alles nog eens herhaald wordt

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Video

Slide 40 - Slide

Vul de juiste vorm van 'vluchten' in de vt in:
Hij .................. naar huis.
A
vluchte
B
vluchtte
C
vluchten
D
vluchtten

Slide 41 - Quiz

Vul de juiste vorm van 'antwoorden' in de vt in:
Esther .................. niet op mijn vraag.
A
antwoorde
B
antwoorden
C
antwoordde
D
antwoordden

Slide 42 - Quiz

Slide 43 - Slide