GM10 8-4-2021: kinderopvangtoeslag, HZ/BZ/voegw, ontleden

Wat gaan we vandaag doen?
- terugblik begrippen van vorige week (Belastingdienst......)

- bespreken filmpjes & vragen over  Kinderopvangtoeslagenaffaire

- Grammatica: verder met HZ/BZ, voegwoorden & indirecte rede 

1 / 48
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 48 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Wat gaan we vandaag doen?
- terugblik begrippen van vorige week (Belastingdienst......)

- bespreken filmpjes & vragen over  Kinderopvangtoeslagenaffaire

- Grammatica: verder met HZ/BZ, voegwoorden & indirecte rede 

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

1. Belasting, btw, accijns, premies, toeslagen..........

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Krijg je het geld dat je verplicht uitgeeft aan premies ooit nog terug?
A
Nee, niemand ziet dat geld ooit nog terug.
B
Nou, het hangt van jouw situatie af.
C
Ja, iedereen krijgt op zijn pensioenleeftijd al het geld terug.
D
Ja, als je gezond blijft krijg je uiteindelijk je geld terug.

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

2. Het luister- & schrijfhuiswerk: Kinderopvangtoeslagenaffaire

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Oefenen met zinnen uit het huiswerk.................................

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Hoe gebruik je het woord 'schuld' of 'schulden' goed?
A
"Ze hebben een grote schulden."
B
"Omdat ze schuld van de overheid hebben, ...."
C
"Omdat ze schuld bij de overheid hebben, ...."
D
"Ze hebben grote schuld."

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Zij heeft recht ........ toeslag.
A
voor
B
op
C
over
D
tot

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Hoe kun je deze zin verbeteren:
"Door fouten bij de Belastingdienst ze hadden vaak jarenlang geld gekregen."

Slide 10 - Open question

This item has no instructions

ik vind de situatie van Rafen en zijn moeder...

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Hoe denk jij op dit moment over voegwoorden?

Slide 12 - Poll

This item has no instructions

Pauze?

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

>> Oefenen op het werkblad: voegwoorden, HZ/BZ en de indirecte rede...............

Slide 14 - Slide

opdrachtenblad oefeningen voegwoorden & indirecte rede, inoefenen/uitoefenen????

Slide 15 - Link

Forms quiz verbeter de zinnen
3. Grammatica: ontleden.........

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

1. Taalkundig ontleden

Hierbij bepaal je voor elk woord tot

welke woordsoort het behoort.



Namen van woordsoorten zijn bijvoorbeeld lidwoord, werkwoord, zelfstandig naamwoord, bijv. naamwoord of aanwijzend voornaamwoord.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

2. Redekundig ontleden

Hierbij verdeel je de zin in zinsdelen.

Zinsdelen zijn groepjes woorden in de zin die bij elkaar horen. Vervolgens geef je die zinsdelen een naam. 


Namen van zinsdelen zijn bijvoorbeeld persoonsvorm, onderwerp en gezegde.

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Waarom leren ontleden?
Als je weet hoe een zin is opgebouwd, dan kan je de betekenis makkelijker achterhalen. Ook is de spelling van sommige woorden afhankelijk van hun plaats in de zin.

Als je een andere taal dan je moedertaal moet leren, is kennis van ontleden extra handig. Je kan dan namelijk gebruik gaan maken van de overeenkomsten tussen talen.

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Wat is de pv?

Ik ga vanavond de was doen.
A
Ik
B
ga
C
de was
D
doen

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de pv?

Vind jij het fijn om thuis te blijven?
A
Vind
B
jij
C
fijn
D
te blijven

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het onderwerp?

De zoons van de buren riepen haar na.

A
De zoons
B
zoons
C
De zoons van de buren
D
riepen

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Onderwerp 
De zoons van de buren riepen haar na.

Ik eet een appel.

De witte ganzen vlogen over ons huis.

De wijzen uit het Oosten
zijn bekende figuren uit het kerstverhaal. 

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Wat is het onderwerp?

Het meisje met de mooie jurk liep naar de trein.
A
Het meisje
B
Het meisje met de mooie jurk
C
meisje
D
meisje met de mooie jurk

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Werkwoordelijk gezegde 
Uiteindelijk heeft zij van schrik al haar tassen laten vallen.

Doe jij thuis graag de was?

Ik heb gisteren ontzettend lekker gekookt voor mijn vrienden.


Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Lijdend voorwerp 
Ik heb gisteren een laptop gekocht.

De verwarde man liet zijn horloge aan iedereen zien. 




Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Wat is het lv?

Hij heeft een appel gegeten.
A
Hij
B
heeft
C
een appel
D
heeft gegeten

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Hij heeft een appel gegeten.
A
Hij
B
heeft
C
heeft gegeten
D
heeft een appel gegeten

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het lv?

Ik heb hem een klap gegeven.
A
Ik
B
heb
C
hem
D
een klap

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het lv?

De man geeft de jongen een hand.
A
de man
B
geeft
C
de jongen
D
een hand

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het lv?

Hij heeft het formulier verzonden.
A
hij
B
heeft verzonden
C
formulier
D
het formulier

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het lv?
Volgende week gaan we naar Frankrijk.
A
volgende week
B
gaan
C
naar Frankrijk
D
er is geen lv

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het lv?
De telefoon heeft hij helaas vandaag op de grond laten vallen.
A
De telefoon
B
heeft
C
hij
D
heeft laten vallen

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

Meewerkend voorwerp 
Ik heb hem een klap gegeven.

Wij stuurden vorige week een brief aan de bewoners van het verzorgingstehuis. 





Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Wat is het mv?

Ik heb mijn zoon een laptop gegeven.
A
Ik
B
mijn zoon
C
een laptop
D
heb gegeven

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
Ik
eet
graag
chips
op de bank.
REST
onderwerp
persoonsvorm
lijdend voorwerp

Slide 36 - Drag question

This item has no instructions

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
Geef
jij
hem
ook
meewerkend voorwerp
wat
REST
onderwerp
persoonsvorm
lijdend voorwerp
chips?

Slide 37 - Drag question

This item has no instructions

Rest = bepaling (bijwoordelijk of bijvoeglijk)

In het kanaal lag het schip al dagenlang vast. 

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Slide 39 - Slide

Tot hier & nu werkblad??? 
Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
Zin:
onderwerp
werkwoordelijk
gezegde
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
(bijwoordelijke) bepaling
Ze
feliciteerde
hem
in de woonkamer. 

Slide 40 - Drag question

This item has no instructions

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
Zin:
onderwerp
werkwoordelijk gezegde
lijdend
voorwerp
meewerkend
voorwerp
(bijwoordelijke)
bepaling
Ze
heeft
 dit jaar
een mooi cadeau 
voor haar vader
gemaakt.

Slide 41 - Drag question

This item has no instructions

Slide 42 - Slide

This item has no instructions

Slide 43 - Link

Forms quiz verbeter de zinnen
Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
bijwoordelijke bepaling
Zin:
Morgen
gaat
het kleine meisje
bij haar oma
logeren.

Slide 44 - Drag question

This item has no instructions

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
bijwoordelijke bepaling
Zin:
De auto van mijn vader
is
afgelopen zomer
helaas
niet
goedgekeurd.

Slide 45 - Drag question

This item has no instructions

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
bijwoordelijke bepaling
Zin:
De buurman 
wilde
gisteren
het vogelhuisje
in de boom
hangen.

Slide 46 - Drag question

This item has no instructions

Hoe? 
pv = de zin vragend maken, werkwoord dat voorop komt = pv
of: de zin in een andere tijd zetten, ww dat verandert = pv 

wg = alle werkwoorden in de zin = werkwoordelijk gezegde 

o = wie / wat + gezegde = het onderwerp 

Slide 47 - Slide

This item has no instructions

Hoe? 
lv = wie / wat + gezegde + onderwerp = lijdend voorwerp 

mv = aan wie/ voor wie + gezegde + o + lv = meewerkend voorwerp 

bwb = alle zinsdelen die overblijven, geeft extra informatie 
bijwoordelijke bepaling

Slide 48 - Slide

This item has no instructions