Geïnspireerd kwam de held Odysseus hierna met het plan een groot houten paard te bouwen, waarin soldaten verstopt konden worden. Als dit paard Troje ingereden werd, konden de soldaten ’s nachts ontsnappen uit hun schuilplaats, de stad in brand steken en de poorten openen voor de andere Grieken. De vraag was alleen hoe men het paard de stad in kreeg… Ook hierop bedacht Odysseus iets. Hij vroeg de Grieken hun troepen op te breken en weg te varen, om zo bij de Trojanen de indruk te wekken dat men de strijd eindelijk had gestaakt. In werkelijkheid verzamelden de troepen zich een paar kilometer uit de kust, uit het zicht van de vijand.
De volgende dag viel het de Trojanen uiteraard op dat de Grieken verdwenen waren. Toen koning Priamos de stad verliet vond hij een uitgestrekt, verlaten strand waarop in het midden een enorm houten paard stond. Uit haat voor de Grieken wilden sommigen Trojanen het paard vernietigen. Anderen vonden echter dat het paard beter als offer voor de goden de stad ingehaald kon worden. Dit laatste gebeurde uiteindelijk. Toen het houten dier de stad in werd gerold, verscheen Priamos’ dochter, de zieneres Cassandra. Van Apollo had zij ooit de gave van de profetie ontvangen. De koningsdochter schreeuwde: