ON blok 2 lezen: verbanden, structuur, functiewoorden.

1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Verbanden en signaalwoorden
Leerdoel
Verbanden als oorzaak-gevolg, middel-doel, opsomming herkennen en benoemen.


Met signaalwoorden koppel je zinnen, zinsgedeelten en alinea’s aan elkaar. De woorden maken dat je de gedachtegang van de schrijver (of spreker) makkelijker kunt volgen. Je noemt zulke woorden daarom ook wel structuuraanduiders.

Signaalwoorden maken de lezer/luisteraar erop attent (signaleren) dat er een bepaald tekstverband aankomt, bijvoorbeeld:



Slide 2 - Slide

ook, bovendien → opsomming
maar, echter → tegenstelling
net als, hetzelfde → vergelijking
dat wil zeggen, bijvoorbeeld → uitleg/toelichting
als, indien → voorwaardelijk
met behulp van, om … te → doel-middel
vroeger, nu → chronologie (volgorde in de tijd)
dus, hieruit volgt → conclusie
kortom, om kort te gaan → samenvatting

Slide 3 - Slide

Leerdoelen
Een tekst opdelen in betekenisvolle eenheden en de functie van deze eenheden benoemen.
Verbanden leggen tussen tekstdelen.


Als je een tekst schrijft of een presentatie houdt, dan wil je dat de boodschap overkomt. Een goed opgebouwde tekst met een herkenbare structuur helpt daarbij. 


Je kunt kiezen uit verschillende vaste tekststructuren. Je keuze is afhankelijk van het onderwerp en de hoofdvraag die je wilt beantwoorden. In een langere tekst kun je tekststructuren goed combineren. Dan beantwoord je meer dan één vraag over je onderwerp.  

Slide 4 - Slide

Veelvoorkomende vaste tekststructuren zijn:
  • Voordelen-en-nadelenstructuur
  • Vroeger-en-nu-structuur
  • Vroeger-nu-toekomststructuur
  • Probleem-en-oplossingstructuur
  • Verschijnsel-en-verklaringstructuur
  • Bewering-en-argumentstructuur
  • Verschijnsel-en-besprekingstructuur

 

Slide 5 - Slide

Sleepvraag: 
Sleep de juiste inleiding naar de juiste tekststructuur
bewering
argument-
structuur
vroeger-
nu-
structuur
probleem/
oplossing-
structuur
verschijnsel
verklaring-
structuur
voor- en
nadelen-
structuur
inleiding:
stelling,
standpunt
inleiding:
beschrijving ontwikkeling/verandering
inleiding:
beschrijving probleem
inleiding:
bespreking bepaald
verschijnsel
inleiding:
beschrijving verschijnsel met pos. en neg. kanten

Slide 6 - Drag question

verschijnsel- verklaring structuur
verschijnsel- bespreking structuur
Vriendschap is een kwestie van geven en nemen. Er zijn drie sleutelwoorden voor vriendschap. Vertrouwen, want we zoeken in een vriend iemand die naast ons staat in het leven. Humor, want een goede vriend is vaak iemand met wie je na een woord al in lachen uitbarst. Stabiliteit, want in een goede vriendschap blijft het gevoel van saamhorigheid lang bestaan. 

Slide 7 - Drag question

voor-en nadelen structuur
argumenten structuur


Is het wel handig om een griepinjectie te halen? 
Het voordeel hiervan is, is dat het gratis is. 
Eén van de nadelen van de griepinjectie is, is dat de bacteriën resistent worden en er kan zich een nieuwe variant van de griep vormen. Gezien de nadelen is het voor mij niet handig om een griepinjectie te halen. 

Slide 8 - Drag question

vroeger-nu-toekomst structuur
verschijnsel-bespreking structuur
vroeger-en-nu structuur
De muziekstijl hiphop heeft zich door de jaren heen ontwikkeld. Hiphop is een culturele beweging die is ontstaan in de jaren 70 in New York. Tegenwoordig is hiphop een aanklacht tegen de samenleving in het algemeen. 
Als we kijken hoe de ontwikkeling van hiphop is geweest, kunnen we ervan uitgaan dat deze muziekstijl in de toekomst heel populair zal worden onder jongeren.

Slide 9 - Drag question

Leerdoel
De functies van tekstgedeelten in hun samenhang herkennen en benoemen.


Een alinea of een samenhangend groepje alinea’s kun je niet ‘zomaar’ verplaatsen in de tekst. Elk tekstgedeelte vervult een functie of rol in het geheel van de tekst. De schrijver heeft met dat tekstgedeelte een bedoeling. 


De functie van tekstgedeelten benoem je met behulp van functiewoorden. Zo kan de schrijver in het begin van zijn tekst aangeven welke gebeurtenis hem ertoe heeft gebracht zijn tekst te schrijven. Dat tekstgedeelte is dan de aanleiding. 

Slide 10 - Slide

Welk functiewoord past bij dit tekstdeel:
De scholen zeggen dat leerlingen geen behoefte hebben om Fries te krijgen, maar uit het onderzoek blijkt dat 33% van de leerlingen Fries als moedertaal heeft en graag meer Fries onderwijs wil.
A
aanleiding
B
argument
C
probleemstelling
D
weerlegging

Slide 11 - Quiz

Dat wat de schrijver tot het schrijven van de tekst aanzette.
A
anekdote
B
tegenwerping
C
conclusie
D
aanleiding

Slide 12 - Quiz

Een goede raad
A
argument
B
afweging
C
aanbeveling
D
verklaring

Slide 13 - Quiz

Nadenken over wat het beste is
A
afweging
B
relativering
C
constatering
D
conclusie

Slide 14 - Quiz

De schrijver legt uit waarom iets is zoals het is.
A
argument
B
verklaring
C
conclusie
D
voorwaarde

Slide 15 - Quiz

Wat is de juiste omschrijving bij het functiewoord?
stelling
argument
weerlegging
samenvatting
conclusie
aanleiding
definitie
voorbeeld
constatering
uitwerking
reden om nu een tekst te schrijven over het onderwerp
omschrijving van wat er met een bepaald verschijnsel wordt bedoeld
beschrijving van één concreet geval
er wordt een verschijnsel/ontwikkeling vastgesteld
er wordt extra informatie gegeven over het onderwerp
Iemand doet een bewering over het onderwerp (niet feitelijk)
reden waarom iemand iets vindt
argument van ander wordt ontkracht
beknopte navertelling
slotgedachte obv voorgaande

Slide 16 - Drag question

Vandaag begint voor de meeste universiteiten het academisch jaar. Met plechtig ritueel openen de universiteiten het collegejaar. Op het programma staan tradities, lezingen, muzikale intermezzo’s en het uitreiken van prijzen.
Echter, sommigen zijn niet in de wieg gelegd om altijd maar door te studeren. Zij kunnen niet meedoen aan de studentenverenigingscultuur. Laatst zat ik in de trein met een medewerker van de NS. Hij was storingsmonteur en vertelde over de opleiding die hij had gedaan. Bij het opleidingsinstituut van de NS had hij geleerd hoe onderdelen van treinen vervangen moesten worden. Een mbo niveau twee opleiding.
Dit wordt in onze samenleving helaas te weinig onderkend. Als je niet zo ‘slim’ bent, moet je naar het (v)mbo of praktijkonderwijs. Zogenaamd ‘minderwaardige’ onderwijsvormen. Na die scholen word je immers ‘lager’ of ‘middelbaar’ opgeleid, en daarmee minder goed dan ‘hoger’ opgeleiden. Te vaak leeft onder de leerlingen en hun ouders het idee dat zij nooit succesvol zullen worden. Daarom streven ouders naar een havo- of vwo-opleiding voor hun kind, want dat is wél goed voor zijn of haar toekomst. Dit terwijl 71 procent van de beroepsbevolking lager of middelbaar opgeleid is. Is het niet verschrikkelijk dat we zo’n grote groep op deze manier wegzetten?
anekdote
conclusie
aanleiding
probleemstelling
voorbeeld
verklaring
argument
definitie
oplossing
weerlegging

Slide 17 - Drag question

Welke vragen heb je genoteerd over de onderdelen die (nog) niet begrijpt.

Slide 18 - Open question

Sleepvraag: 
Sleep de juiste inleiding naar de juiste tekststructuur
bewering
argument-
structuur
vroeger-
nu-
structuur
probleem/
oplossing-
structuur
verschijnsel
verklaring-
structuur
voor- en
nadelen-
structuur
inleiding:
stelling,
standpunt
inleiding:
beschrijving ontwikkeling/verandering
inleiding:
beschrijving probleem
inleiding:
bespreking bepaald
verschijnsel
inleiding:
beschrijving verschijnsel met pos. en neg. kanten

Slide 19 - Drag question