A1A Woordsoorten H2 bn les 1

timer
10:00
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

timer
10:00

Slide 1 - Slide

Schrijf alle lidwoorden en zelfstandige naamwoorden uit dit gedicht op.
timer
2:00

Slide 2 - Slide

Lesdoelen:
Ik kan / weet:
  • bijvoeglijke naamwoorden herkennen.

Slide 3 - Slide

Wat weet jij nog van een bijvoeglijk naamwoord?
Schrijf 2 dingen van een bijvoeglijk naamwoord op.

Slide 4 - Slide

Bijvoeglijke naamwoord (bn)
  • zegt iets extra's over een zelfstandig naamwoord (zn)

Slide 5 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord (bn)
  • een stoffelijk bn geeft het materiaal aan en eindigt vaak op      - en (de houten stoel, de koperen plaat)
--> een bn staat soms voor een zn (De waardevolle schilderijen.)
--> soms achter een zn (De schilderijen zijn waardevol.)
--> soms nog verder weg (De schilderijen die ik gisteren kocht zijn erg waardevol.)

Slide 6 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord (bn)
Bedenk bij de volgende zn minstens 3 bijvoeglijk naamwoorden; 1 met blw voor het zn (de/het), 1 met olw voor het zn (een) en 1 waarbij de bn achter het zn staat (dus een kort zinnetje). Je moet steeds een ander bn gebruiken.

1. film
2. boek
3. paard
4. fiets
5. trui
timer
5:00

Slide 7 - Slide

Wat nu?
We beginnen samen met opdracht 1 van H2 grammatica woordsoorten. Deze maak je zelf af. Daarna ga je verder met opdracht 
2 t/m 4 (blz. 61).
timer
10:00

Slide 8 - Slide

Macbook
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
werkwoord

Slide 9 - Quiz

Lopen
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

Slide 10 - Quiz

oorlog, enthousiasme, zelfverzekerd
A
concreet zelfstandig naamwoord
B
abstract zelfstandig naamwoord

Slide 11 - Quiz

De brand heeft het oude boerderijtje verwoest.
_______
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
voorzetsel

Slide 12 - Quiz

De brand heeft het oude boerderijtje verwoest.
________
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
voorzetsel

Slide 13 - Quiz

De brand heeft het oude boerderijtje verwoest.
____________
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
voorzetsel

Slide 14 - Quiz

Ik kan bijvoeglijk naamwoorden herkennen.
0 = echt (nog) niet / 10 =
010

Slide 15 - Poll

Hoe heb je gewerkt?
A
:)
B
:|
C
:(

Slide 16 - Quiz