Woordenschat - les 3

1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
  • Uitleg boekopdracht
  • Lezen 
  • Woordenschat

Slide 2 - Slide

Boek 3 en 4
Je kiest twee boeken, die beide hetzelfde onderwerp/thema hebben. Voorbeelden zijn: verlies van een kind, dementie, vader-zoonrelatie, worsteling met seksuele identiteit, opgroeien in een strenggelovig gezin.

Je kunt er zelf nog veel meer bedenken, maar zorg ervoor dat je niet een te algemeen onderwerp gebruikt, zoals oorlog of misdaad. 

Slide 3 - Slide

Boek 3 en 4
Het eerste boek dat je kiest, moet van www.leesadviezen.nl komen en van minstens niveau 2 zijn; het andere verhaal hoeft geen niveau-aanduiding te hebben, àls het maar :
1. oorspronkelijk in het Nederlands verschenen is;
2. fictie is;
3. een boek voor volwassenen is volgens de site van de bibliotheek.
De keuze is dus reuze; maak daar gebruik van!

Slide 4 - Slide

De opdracht
Je leest beide boeken en bepaalt vervolgens welk van de twee je aan je klasgenoten zou aanbevelen als ze een boek over je onderwerp willen lezen. Dit doe je met drie goed uitgewerkte argumenten. Je bedenkt ook een tegenargument, een punt dus waarop het andere boek beter scoort. Dan maak je een goed, logisch ingedeeld spreek(bouw-)plan. Dit verwerk je tot een vlotte (betogende) presentatie van ongeveer 10 minuten, met Powerpoint ( met zo min mogelijk tekst), die je voor je klas gaat houden.

Slide 5 - Slide

De presentatie
Inleiding:
deze bevat een aandachttrekker en de introductie van het onderwerp/ thema. Je noemt titels en auteurs. Ook zeg je hier welk van de twee romans over dit onderwerp je voorkeur heeft.
Kern:
Hierin geef je eerst van beide boeken een heel korte samenvatting. Daarna leg je uit waarom jij wat betreft je onderwerp een van de twee romans aanbeveelt. Dit doe je met drie argumenten.
Bij elk argument vergelijk je beide verhalen en je geeft een concrete toelichting uit de twee boeken. Vervolgens bedenk je ook nog een tegenargument, dus een punt waarop het andere boek beter scoort met betrekking tot DIT onderwerp/thema. Natuurlijk vergelijk je ook hierbij beide verhalen.


Slide 6 - Slide

De presentatie
Slot:
In het slot herhaal je je mening in andere woorden plus ALLE argumenten in het kort, dus ZONDER ENIGE UITLEG en je zorgt voor een mooie afronding van je presentatie: een uitsmijter.
Je kunt hierna ook nog vragen krijgen van je klasgenoten, dus zorg dat je daarop voorbereid bent.

Slide 7 - Slide

Wat lever je in?
Je levert voorafgaand aan je presentatie bij je docent een mapje in met daarin IN DEZE VOLGORDE:
• mooi voorblad met afbeelding van beide boeken, je naam, klas en datum;
• een uitgebreide, volledige samenvatting van de beide boeken (mag van           internet, áls je de bron(nen) maar vermeldt);
spreekbouwplan met een korte uitwerking van je argumenten;

Slide 8 - Slide

Lezen
  • 25 minuten lezen in stilte
  • Geef het thema (houd het klein!) en de tweede titel door 

Slide 9 - Slide

Woordenschat
Doel:
Ik kan de betekenis van onbekende woorden uit de vorm, de samenstelling 
of de context afleiden.

Slide 10 - Slide

Woorden uit het Grieks of Latijn
Sommige ‘moeilijke woorden’ bevatten woorden of woorddelen uit het Grieks of Latijn. Het is handig die woorden en woorddelen te kennen. Dan begrijp je die ‘moeilijke woorden’ beter.

Slide 11 - Slide

Corona is een Latijns woord. Wat betekent dit in het Nederlands?
A
Bier
B
Kroon
C
Virus
D
Smetstof

Slide 12 - Quiz

Wel of niet geleend uit het Latijn/ Grieks: veto
A
Wel
B
Niet

Slide 13 - Quiz

Wel of niet geleend uit het Latijn/ Grieks: tomaat
A
Wel
B
Niet

Slide 14 - Quiz

Wel of niet geleend uit het Latijn/ Grieks: chocola
A
Wel
B
Niet

Slide 15 - Quiz

Wel of niet geleend uit het Latijn/ Grieks: ad rem
A
Wel
B
Niet

Slide 16 - Quiz

Wel of niet geleend uit het Grieks/Latijn: pro forma
A
Wel
B
Niet

Slide 17 - Quiz

Woorden uit het Grieks of Latijn
Hoe herken je ze?
-> Lijst met woorden, leer deze uit je hoofd!

Slide 18 - Slide

Maken
Cursus 8 Woordenschat
Paragraaf 2 Griekse en Latijnse woorden, woorddelen en uitdrukkingen
ALLE opdrachten

Slide 19 - Slide