LES 1 Nieuwe media

Oude en nieuwe media
1 / 36
next
Slide 1: Slide
ICTVoortgezet speciaal onderwijs

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 7 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Oude en nieuwe media

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
- Je leert wat oude en nieuwe media zijn 
Je leert over berichten op sociale media

Slide 2 - Slide

Waarvoor gebruik jij je mobieltje?

Slide 3 - Open question

Welke app op je telefoon gebruik jij het meeste?

Slide 4 - Open question

oude en nieuwe media
Waarschijnlijk gebruik jij elke dag media. je kijkt tv, luistert naar de radio of stuurt berichtjes met je telefoon. Dat zijn allemaal voorbeelden van media. 

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Is het oude of nieuwe media?

Slide 7 - Slide

Radio
A
oude media
B
nieuwe media

Slide 8 - Quiz

Tijdschrift
A
oude media
B
nieuwe media

Slide 9 - Quiz

spotify
A
oude media
B
nieuwe media

Slide 10 - Quiz

Youtube
A
oude media
B
nieuwe media

Slide 11 - Quiz

Internet
Sinds jij geboren bent, is er al internet. Voor jou is dat heel normaal. Maar internet bestaat nog niet zo lang. 

Hoe werkt internet?

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Wat is internet?
A
de optelsom van alle computers op de wereld?
B
De optelsom van alle verbonden computers op de wereld

Slide 14 - Quiz

Iedereen kan informatie op het internet zetten. Dit wordt niet gecontroleerd. Waar moet je op letten?
A
dat je ALLEEN informatie moet gebruiken van online tv, radio en kranten
B
Dat je informatie van het internet NOOIT moet gebruiken
C
of de informatie wel betrouwbaar is

Slide 15 - Quiz

Sociale media
Met internet kan je veel leuke dingen doen. je kunt bijvoorbeeld filmpjes kijken en informatie opzoeken. En natuurlijk sociale media gebruiken 

Slide 16 - Slide

Sociale media zijn nieuwe media
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quiz

Voor sociale media heb je internet nodig
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quiz

(on)handige berichten
De meeste mensen gebruiken sociale media heel handig. Maar berichten op sociale media kunnen soms ook onhandig zijn. 

Weet jij een voorbeeld? 

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

Slide 21 - Video

Wat waren de gevolgen van de live stream voor Mezdi, de maker van dit filmpje?
A
hij mag geen filmpjes meer op Instagram plaatsen
B
hij heeft een contract gekregen bij Ferrari
C
Zijn rijbewijs is ingenomen door de politie

Slide 22 - Quiz

Reclame
Populaire youtubers en Instagrammers verdienen veel geld met hun foto's en filmpjes. Ze verdienen onder andere geld door reclame te maken. 

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Video

Welke stelling klopt als het gaat om reclame op youtube.
A
Het mag alleen als duidelijk is dat het reclame is.
B
Het mag altijd
C
Het mag nooit

Slide 25 - Quiz

Sluikreclame 
Reclame zie je overal. En dat is natuurlijk niet verboden. Maar het moet wel duidelijk zijn, dat het reclame is. Op televisie en radio heb je bijvoorbeeld aparte reclame blokken. 

Als het niet duidelijk is, dan noemen we dat sluikreclame. 


Slide 26 - Slide

Slide 27 - Video

Wat is sluikreclame?
A
Dat je een product aanbeveelt aan je volgers. Je krijgt daar geld voor van een bedrijf.
B
Dat je stiekem een product aanbeveelt aan je volgers. Je krijgt daar geld voor van een bedrijf.
C
Dat je ene product aanbeveelt.

Slide 28 - Quiz

Nepberichten
op internet verschijnen wel eens berichten die niet waar zijn. Dit kan per ongeluk gaan. Maar soms is het expres. 

Als het Expres is, dan zijn het neoberichten. Dat noemen we ook wel desinformatie. 

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Video

Nep berichten worden altijd via internet verspreid
A
waar
B
niet waar

Slide 31 - Quiz

Vroeger waren er ook nep berichten
A
waar
B
niet waar

Slide 32 - Quiz

In Nederland zijn er ook nep berichten
A
waar
B
niet waar

Slide 33 - Quiz

Je kunt desinformatie in twee groepen verdelen 

pulpnieuws - sensatie zoeken/ clickbait 

nepnieuws- nieuwsbericht wordt aangepast over verzonnen. ze willen je mening veranderen. 

Slide 34 - Slide

Pulpnieuws
nepnieuws

Slide 35 - Drag question

Had je al eerder van de term
pulpnieuws gehoord?
A
ja
B
nee
C
weet ik niet meer

Slide 36 - Quiz