Samenvatting H4 BB en H5 KB

Samenvatting H4 BB en H5 KB
Dit is de samenvatting voor het SE economie in periode 2:
De samenvatting werkt als volgt: 
De pagina's die een witte achtergrond hebben moet je leren.

De blauwe pagina's bevatten toets vragen die je kan oefenen. 
1 / 47
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Samenvatting H4 BB en H5 KB
Dit is de samenvatting voor het SE economie in periode 2:
De samenvatting werkt als volgt: 
De pagina's die een witte achtergrond hebben moet je leren.

De blauwe pagina's bevatten toets vragen die je kan oefenen. 

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Begrippen om te leren!

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Begrippen die je moet kennen!
  • Vaste baan --> een contract voor onbepaalde tijd.
  • Tijdelijke baan --> contract voor bepaalde tijd.
  • Proeftijd --> maximaal 2 maanden op proef. Beide partijen kunnen het contract beëindigen.
  • CAO --> Collectieve arbeidsovereenkomst.
  • Bedrijfstak of Branche: Een groep bedrijven die hetzelfde soort producten maakt/verkoopt (Bijv. Supermarktbranche of de Horeca)

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Minimum loon
In Nederland geldt er een minimumloon.
Je mag niet minder verdienen dan het minimum loon. Wel meer uiteraard.
Voor de de jongeren is er ook een minimum jeugdloon. Dit loon is een gedeelte van het loon dat volwassenen krijgen.
Het doel daarvan is dat jongeren goedkopere arbeidskrachten en zijn en daardoor makkelijker een baan kunnen vinden. 

Hiernaast zie je een voorbeeld van het minimum loon. 

Begrippen om te leren!

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Kees is 16 jaar. Hij werkt 21 uur per week in de supermarkt en krijgt 10% meer dan het minimumjeugdloon.
Hoeveel verdient Kees per week?

Slide 5 - Open question

This item has no instructions

Noem een voordeel en een nadeel van een proeftijd.

Slide 6 - Open question

This item has no instructions

Lotte is 15 jaar en verdiend 17% meer dan het minimum jeugdloon voor een 15 jarige.
Zij werkt 14 uur per week. Het minimum jeugdloon voor een 15 jarige is € 117,50 per week op basis van 40 uur.
Bereken het bedrag dat Lotte per week verdiend.

Slide 7 - Open question

This item has no instructions



Arbeidsovereenkomst
  • In een arbeidsovereenkomst
     staan afspraken die voor één
     persoon gelden tussen werkgever
     en werknemer. Bijvoorbeeld het
     salaris, de functie en de
     werktijden.


Collectieve Arbeidsovereenkomst (CAO)
  • In een CAO staan afspraken die
     gelden voor iedereen die
     hetzelfde werk doet. Bijvoorbeeld
     over salaris, vakantiegeld en
     toeslagen. 
Verschil Arbeidsovereenkomst en CAO

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

In de CAO voor supermarkten staat de het loon voor een 15 jarige € 3,45 is. Het minimumjeugdloon is € 3,10. Mag een supermarkt minder betalen dan de 3,45? leg uit.

Slide 9 - Open question

This item has no instructions

Begrippen om te leren!

Slide 10 - Slide

This item has no instructions


Slide 11 - Open question

This item has no instructions


Slide 12 - Open question

This item has no instructions

Begrippen om te leren!

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Begrippen om te leren!

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Begrippen om te leren!

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Bastiaan werkt in de gezondheidszorg. In welke sector is hij actief?
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiaire sector
D
Quartaire sector

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Karin heeft het leven omgegooid en is boerin geworden. In welke sector werkt ze?
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiaire sector
D
Quartaire sector

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Iemand die een eigen schoonheidssalon. In welke sector is diegene actief?
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiaire sector
D
Quartaire sector

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Slide 19 - Video

This item has no instructions

De arbeidsmarkt
Het geheel van vraag naar arbeid en aanbod van arbeid noemen we de arbeidsmarkt.



De prijs voor arbeid is het loon.
Begrippen om te leren!

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Arbeidsmarkt
De arbeidsmarkt is nooit helemaal in evenwicht.
In een krappe arbeidsmarkt zijn er meer banen dan mensen die kunnen/willen werken.
In een ruime arbeidsmarkt is er meer aanbod, er is dan veel werkloosheid.
Begrippen om te leren!

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Wie wordt er bedoelt met
aanbod van arbeid?
A
Werkgevers
B
Werkzoekenden

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Overschot op de arbeidsmarkt
Tekort op de arbeidsmarkt
Veel aanbod van arbeid
Weinig aanbod van arbeid
Veel vraag naar arbeid
Weinig vraag naar arbeid
Hoge lonen
Werkeloosheid

Slide 23 - Drag question

This item has no instructions

Hoe noem je een onbezette of nieuwe werkplek bij een bedrijf.
A
factuur
B
vacature
C
vrijwilligerswerk
D
werkgelegenheid

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

timer
5:00
scholing
arbeidsverdeling
fulltime
deeltijd
cirkel
vacature
arbeidsmarkt
solliciteren

Slide 25 - Drag question

This item has no instructions

Werklozen
Beroepsbevolking

Beroepsbevolking:
alle mensen tussen 15 en pensioen-leeftijd die werken of willen werken voor tenminste 12 uur per week.


Werkzame    beroepsbevolking:
Het werkzame deel van de beroepsbevolking
Begrippen om te leren!

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

De beroepsbevolking.       

Slide 27 - Slide

De personen die hun werk en tijd aanbieden aan de bedrijven (De aanbieders op de arbeidsmarkt), noemen we de beroepsbevolking. Wie daarbij horen, wordt zo bepaald:

We nemen eerst de beroepsgeschikte bevolking. Dit zijn alle personen die in theorie zouden kunnen werken, namelijk de 15- tot en met 65-jarigen.

Vervolgens kijken we in die groep naar de personen die niet willen werken, dit zijn bijvoorbeeld studenten of scholieren, huisvaders of huismoeders of mensen die er simpelweg geen zin in hebben.

Als we de groep die niet wil werken weglaten, houden we twee groepen mensen over: de groep mensen die werken en de groep mensen die niet werken maar wel op zoek zijn naar werk.

De laatste twee groepen noemen we samen de beroepsbevolking.
Joanne is 26 jaar en heeft geen baan, omdat zij thuis voor de kinderen wil zorgen. Behoort zij tot de beroepsbevolking?
A
Ja
B
Nee

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

De beroepsbevolking uitrekenen
De vrouwelijke beroepsbevolking bestaat uit 43000 vrouwen en dit is 42% van de totale beroepsbevolking. Hoe groot is de totale beroepsbevolking?




  • Som: 43000 ÷ 42 x 100 = 102.380,95 --> 102.381 personen totaal.
aantal
43000
X
?
%
42
1
100

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

In Groningen is 8% van de beroepsbevolking werkloos. Dat zijn 16.000 personen.
Hoe groot is de beroepsbevolking? (wat is de formule)
A
16.000 ÷ 100 x 8 = 1280
B
16.000 ÷ 0,08 = 200.000
C
16.000 ÷ 8 x 100 = 200.000
D
16.000 x 8 ÷ 100 = 296.000

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Wetten die je als werknemer beschermen.
Arbowet: Deze wet geef regels over veilige en gezonde arbeidsomstandigheden. Hier moet je je als werknemer en werkgever aan houden.  Arbo is een afkorting voor arbeidsomstandigheden. 
Denk aan: - Veiligheidsschoenen bij het technieklokaal. 
- Niet roken op het werk. etc. 
- Veiligheidszaken in de school (rookmelders, brandalarm etc.) 

Arbeidstijdenwet: Geeft regels voor werk- en rusttijden. 

Algemene wet gelijke behandeling: Deze wet verbiedt om onderscheid te maken op basis van geslacht, ras, leeftijd of afkomst. Bijvoorbeeld bij het aannemen van nieuw personeel. 

De inspectie SZW* houdt toezicht op deze wetten en kan hoge boetes uitdelen als deze wetten niet worden nageleefd. 

*SZW staat voor ministerie van Sociale zaken en werkgelegenheid. 

Begrippen om te leren!

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Volgens welke wet heb je recht op een half uur pauze per dag.
A
Arbowet
B
Arbeidstijdenwet
C
Wet werk en zekerheid
D
Werkloosheidswet

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

Bedenkt drie zaken die de inspectie SZW volgens Arbowet bij ons op school zou kunnen controleren.

Slide 33 - Open question

This item has no instructions

Werknemersverzekeringen 
Door ziekte of andere omstandigheden kan je tijdelijk of niet meer werken. Hiervoor zijn werknemersverzekeringen. Om mensen in loondienst te beschermen tegen verlies van inkomen zijn er verschillende werknemersverzekeringen. 
Van alle werknemers in Nederland wordt een deel van hun inkomen ingehouden om dit te betalen (premie). 

WW: Werkloosheidswet 
WIA uitkering bij arbeidsongeschiktheid 

WWZ
: Wet Werk en Zekerheid
Deze wet stelt dat een bedrijf een werknemer niet zomaar mag ontslaan. werknemers die langer dan 2 jaar in dienst zijn krijgen een Transitievergoeding
: een bedrag waarmee de werknemers de overgang naar een andere baan kunnen betalen. 
Begrippen om te leren!

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Begrippen om te leren!

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Begrippen om te leren!

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Begrippen om te leren!

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Begrippen om te leren!

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

In de provincie Limburg is er meer sprake van werkloosheid dan in de rest van Nederland. Hoe heet deze vorm van werkloosheid?
A
Frictiewerkloosheid
B
Conjuncturele werkloosheid
C
Structurele werkloosheid
D
Regionale werkloosheid

Slide 39 - Quiz

This item has no instructions

Sanne werkt in de winter bij de schaatsbaan. 's Zomers heeft zij geen werk. 
Een bedrijf in Gelderland gaat failliet. Bij het bedrijf waren 1.250 mensen werkzaam waarvan ruim 89% in een straal van 35km van het bedrijf woonde. 
Mensen kopen geen videobanden meer, daardoor sluit ook de laatste fabriek die videobanden produceerd.
Na het behalen van je diploma ben je korte tijd werkloos.
Structurele werkloosheid
Seizoens werkloosheid
Regionale  werkloosheid
Frictie  werkloosheid

Slide 40 - Drag question

This item has no instructions

Noem een reden waarom niet alle werklozen zich bij het UWV inschrijven?

Slide 41 - Open question

This item has no instructions

In 2016 hadden in totaal 8.950.000 mensen een baan. De beroepsbevolking bestond uit 9.500.000. Hoeveel procent van de beroepsbevolking in 2017 was werkloos?
A
9,5 ÷ 8,95 x 100 = 105,3 %
B
8,95 mln - 9,5 mln = 505.000 mensen
C
(9,5 mln - 8,95 mln) ÷ 9,5 mln x 100 = 5,3 %
D
8,95 ÷ 9,5 x 100 = 94,7 %

Slide 42 - Quiz

This item has no instructions

Geef de juiste omschrijving van het begrip werknemersverzekering.

Slide 43 - Open question

This item has no instructions

Sectoren
In onze samenleving vinden arbeid en productie plaats in de volgende vier productiesectoren.​


1. Primaire sector​: Landbouw, visserij en delfstoffenwinning

2. Secundaire sector​: Industrie, bouw en ambachten
3. Tertiaire sector​: Commerciële dienstverlening
(bedrijven die winst willen maken​
 zoals jumbo, kapper, autogarage, scooterverkoop)
4. Quartaire sector: Niet-commerciële dienstverlening
(overheid, onderwijs, politie, brandweer, defensie, zorg, etc)

Begrippen om te leren!

Slide 44 - Slide

This item has no instructions

Primaire sector
Secundaire sector
Tertiare sector
Quartaire sector

Slide 45 - Drag question

This item has no instructions

Welke van de volgende bedrijven is actief in de quartaire sector?
A
Politie
B
Coca-Cola
C
Slagerij Verhoef B.v.
D
Het Element

Slide 46 - Quiz

This item has no instructions

Evert verdient als werknemer bruto € 2.278 per maand. Over zijn jaarsalaris krijgt hij 8% vakantiegeld. Over zijn totale inkomen betaalt zijn werkgever 23,5% premies voor pensioen en werknemersverzekeringen. Evert heeft een 40-urige werkweek. Als je rekening houdt met vakanties en verlofdagen werkt hij 43 weken per jaar.

Bereken de kosten die de werkgever per gewerkt uur heeft voor Evert.

Slide 47 - Open question

This item has no instructions