grammatica 1 hww en zww les 2

GRAMMATICA
Grammatica 1
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

GRAMMATICA
Grammatica 1

Slide 1 - Slide

Deze les
Soorten werkwoorden
Werkwoordsvormen

Slide 2 - Slide

Soorten werkwoorden

Er zijn verschillende soorten werkwoorden:

1.  Zelfstandig werkwoord (zww)

    - Belangrijkste werkwoord in de zin

   -  Heb je maar één werkwoord? Dan is dit sowieso een zww.

   -  Heb je meerdere werkwoorden? Dan is vaak het laatste werkwoord van de zin het zww.

2.  Hulpwerkwoord (hww)

Heb je meer werkwoorden in de zin? Dan is er één werkwoord het zww en zijn alle andere werkwoorden  hww.

3. Koppelwerkwoord (kww) HOEF JE (NOG) NIET TE KENNEN

Komt alleen voor in een naamwoordelijk gezegde.



Slide 3 - Slide

Voorbeelden hww en zww
Wij schrijven netjes in ons schrift.
In de winkel hebben ze brood gekocht.
Ik hoop nog ver te kunnen fietsen.

Slide 4 - Slide

Samengevat:
zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord

1. Zoek alle werkwoorden uit de zin. Staat er maar één in? Dan is dit automatisch een zelfstandig werkwoord.

2. Staan er méér werkwoorden in? Zoek de persoonsvorm. Dit is een hulpwerkwoord. Streep dit hulpwerkwoord weg.

3. Herhaal stap 1 en 2 totdat er maar één werkwoord overblijft. Dit is het belangrijkste werkwoord in de zin en dus een zelfstandig werkwoord.

Slide 5 - Slide

GRAMMATICA WOORDSOORTEN
zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord

Wij willen vanmiddag gaan vissen.

pv = willen
willen = hww

Slide 6 - Slide

GRAMMATICA WOORDSOORTEN
zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord

Wij willen vanmiddag gaan vissen.
Wij gaan vanmiddag vissen.

pv = gaan
gaan= hww

Slide 7 - Slide

GRAMMATICA WOORDSOORTEN
zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord

Wij willen vanmiddag gaan vissen.
Wij gaan vanmiddag vissen.
Wij vissen vanmiddag.

vissen = zww

Slide 8 - Slide

hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Morgen
wordt
het
feest
gevierd.

Slide 9 - Drag question

hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Hij 
kocht 
het
mooie
cadeau.

Slide 10 - Drag question

hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Zij
laten
hun
auto
morgen
repareren. 

Slide 11 - Drag question

hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Hij 
heeft
weer
niet
geluisterd.

Slide 12 - Drag question

hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Max
zou
dat
gedaan
kunnen
hebben.

Slide 13 - Drag question