Van zwangerschap tot adolescentie

Van zwangerschap tot adolescentie
1 / 42
next
Slide 1: Slide
GedragSecundair onderwijs

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Van zwangerschap tot adolescentie

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

zwangerschapsfase
of prenatale fase

Slide 2 - Mind map

This item has no instructions

Hoe lang duurt de zwangerschapsfase?
A
36 weken
B
38 weken
C
40 weken
D
50 weken

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Hoe heet de ongeboren baby vanaf de derde maand na de conceptie tot aan de geboorte?
A
embryo
B
foetus
C
vrucht
D
baby

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Wat kan een baby al in de buik?
Meerdere opties
A
voelen
B
proeven
C
ruiken
D
horen

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Vorige vraag ging over de... ontwikkeling
A
sensomotorische
B
cognitieve
C
sensorische
D
morele

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Juist of fout?
Tijdens de zwangerschap groeit de mens het snelst van al.
A
Juist
B
Fout

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Welke van volgende gebieden ontwikkelt zich nog niet tijdens de zwangerschap?
A
de motoriek
B
de hersenen
C
het morele
D
het fysieke

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Baby- en peutertijd

0- 2 jaar

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Welke ingrijpende veranderingen
zijn er voor een baby
als hij geboren wordt?

Slide 10 - Mind map

This item has no instructions

Baby's hebben reflexen; welk van onderstaande is blijvend?

A
zuigreflex
B
slikreflex
C
schrikreflex
D
grijpreflex
Wat kan de baby nog niet goed na de geboorte?
Meerdere opties
A
zien
B
horen
C
aanrakingen voelen
D
ruiken

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Contrast en kleuren

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Verhouding hoofd-lichaam

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Motorische ontwikkeling peuter

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Fijne motoriek
Grove motoriek
Schilderen
Kruipen
Iets vastnemen
Een loopfietsje

Slide 16 - Drag question

This item has no instructions

Cognitieve ontwikkeling

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Welke stimuleert de cognitieve ontwikkeling meer?

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Piaget
Sensomotorische fase 
van 0 tot 2 jaar

waarneming + motoriek
objectpermanentie 6 à 12 maand
cognitieve schema's

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Vanaf wanneer maakt de baby comfortgeluidjes bv. rrrr, gggg...
A
1 maand
B
2 maand
C
4 maand
D
6 maand

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Wanneer kunnen baby's hun eigen naam al onderscheiden?
A
vanaf 3 maand
B
vanaf 4,5 maand
C
vanaf 5,5 maand
D
vanaf 7 maand

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Wat is 'brabbelen'?
A
klankencombinaties van baby's zonder betekenis
B
halve woordjes zeggen
C
mompelen
D
herhaling van medeklinkers

Slide 22 - Quiz

van 7 maand tot 12 maand
= articulatie oefening
Wat kan een kind op 2 jaar?
A
een zin van 3 woorden
B
een zin van 2 woorden
C
het werkwoord juist gebruiken
D
enkel huilen

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Hechting

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Vanaf wanneer beseft de baby dat hij zelf een persoon is?
A
tussen 1 en 2 jaar
B
tussen 0 en 1 jaar
C
tussen 2 en 3 jaar
D
na 4 jaar

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Imitatie, de basis voor sociale interactie

De sociale glimlach

Slide 27 - Slide

4 maand schaterlachen
Empathie

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Vreemdenangst en scheidingsangst

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Erikson
Fase 1: vertrouwen versus wantrouwen: 0-2 jaar
door zorgfunctie basisbehoeftes
daarna op verkenning in vertrouwen
scheidingsangst overwinnen

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Erikson
Fase 2: autonomie versus schaamte
tussen 1 en 3 jaar
zelfstandig leren zijn
hulp krijgen, anders twijfel en schaamte

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Vroege kindertijd: 2 - 6 jaar

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Duid aan wat fout is.
A
Kleuters ontwikkelen nog verder hun zintuigen.
B
Kleuters zijn meestal wat dunner dan baby's.
C
Kleuters lijken altijd in beweging.
D
Op 5-jarige leeftijd zijn ze het meest actief.

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

Duid aan wat fout is.
A
Van alle delen van het lichaam groeien de hersenen in deze fase het snelst.
B
Kleuters hebben nog problemen met logisch denken.
C
Kleuters zijn heel nieuwsgierig.
D
Kleuters kunnen zich al in anderen verplaatsen.

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Wat is fout?
A
Kleuters hebben een koppigheidsfase.
B
Er is in deze fase veel rivaliteit en jaloezie.
C
Ze kunnen goed delen.
D
Ze overschatten hun eigen capaciteiten.

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions

Wat is fout?
A
Het zelfbeeld van een kleuter is gebaseerd op zijn prestaties.
B
Vriendschappen beginnen vanaf 4 jaar.
C
Vrienden doen vooral dingen samen en spelen samen.
D
Door te spelen ontwikkelen kleuters zich cognitief, motorisch en sociaal.

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

Duid aan wat fout is.
A
De taalontwikkeling maakt zeer grote sprongen bij een kleuter.
B
Het tegen zichzelf praten in een spel is geen vorm van normale ontwikkeling bij kleuters.
C
Tegen 6 jaar kennen ze al duizenden woorden.
D
Hun morele ontwikkeling is beperkt tot goed en fout door het krijgen van straf en beloning.

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions

Midden kindertijd: 6-12 jaar

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Wat is fout?
A
De fysieke groei gaat iets minder snel.
B
Gemiddelde gewichtstoename van 3 kg per jaar.
C
Op motorisch vlak is er een betere spiercoördinatie waardoor men leert schaatsen...
D
De fijne motoriek verbetert niet zoveel meer.

Slide 39 - Quiz

This item has no instructions

Wat is fout?
A
Het kind kan al logisch redeneren en abstract denken.
B
Het kind verwerft nog veel nieuwe woordenschat.
C
Pesten komt veel voor.
D
Kinderen hebben nood aan erkenning.

Slide 40 - Quiz

This item has no instructions

Wat is fout?
A
Ze kunnen complexere informatie begrijpen.
B
Ze volgen regels op omdat het hoort volgens de groep.
C
Moeilijkheden leiden niet snel tot gevoelens van mislukking.
D
Kinderen vergelijken zich nu met anderen en vormen een zelfbeeld op basis van innerlijke eigenschappen.

Slide 41 - Quiz

This item has no instructions

Vriendschap
4-7 jaar: aardig als je dingen deelt
8-10 jaar: wederzijds vertrouwen
11+: psychische nabijheid, loyaliteit, exclusiviteit en wederzijdse openheid

Slide 42 - Slide

This item has no instructions