HV 1 GL Chapitre 5 Voc A-B Bron C-D

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

demander

1. kijken
2. vragen
3. geven
4. zingen

wie

1. qui
2. quoi
3. où
4. pourquoi

le matin

1. de middag
2. de nacht
3. de ochtend
4. de avond

dan

1. vite
2. bien sûr
3. sans
4. alors

de neef

iets

het is mijn vriend

was het leuk?

wanneer ben je jarig?

Franse woorden over famille

In welke maand begint de lente?
Franse naam!

In welke maand is dit? Franse naam!

Noteer de 2 maanden waarin je zomervakantie valt

deze werkwoorden op -er ken ik al!

vertaal:
j'ai regardé

1. il a fêté
2. elle a fêté
3. ils ont fêté
4. on a fêté

C'est quand ton anniversaire?
Mon anniversaire c'est le.....

nous avons donné

1. wij hebben gepraat
2. wij hebben gegeven
3. wij hebben gekeken
4. wij hebben gevraagd

vertaal
jullie hebben gedanst

zij heeft een film gekeken

jullie hebben gezongen

ik heb gekletst