bezittelijk voornaamwoord + modale werkwoorden

• Duits
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 2

Deutsch

Ziel

•  Je weet wat een bezittelijk voornaamwoord is.
• Je weet wanneer je mein en wanneer je meine schrijft.
• Je kent een aantal modale werkwoorden
• Je kunt ze in zinnen toepassen.

Bezittelijk voornaamwoord

Bezittelijk voornaamwoord 

Bezittelijk voornaamwoord 

om te onthouden

Bij der en das woorden komt er niets achter het bezittelijk voornaamwoord.  Bijvoorbeeld:

der Vater - mein Vater                      das Kind - dein Kind

Bij die woorden (vrouwelijk of meervoud) komt er een e achter.

die Mutter - ihre Mutter                  die Blumen - seine Blumen

Modale werkwoorden

Modale werkwoorden

• Onregelmatige werkwoorden. Bij ich,du,er,sie,es wijkt het werkwoord af.
• Ze geven aan met welk gevoel iets gebeurt.
• Je hebt altijd nog een werkwoord nodig om een zin te kunnen maken. 

Voorbeeld: ik moet mijn huiswerk maken. 

Moet = het modale werkwoord - geeft het gevoel aan.

maken = is het werkwoord dat je nodig hebt om er een zin van te maken. 

Quiz!

bezittelijk voornaamwoord
(mijn) _____ Hose ist neu. (v)

1. mein
2. meine

bezittelijk voornaamwoord
(onze) ______ Lehrer ist nett. (m)

1. unser
2. unsere

bezittelijk voornaamwoord
(haar) _____ Pferd ist krank. (o)

1. ihr
2. ihre

bezittelijk voornaamwoord
(uw) _____ Torte war lecker. (v)

1. Ihr
2. Ihre

bezittelijk voornaamwoord
(zijn) ____ Bücher sind langweilig.(mv)

1. sein
2. seine

modale werkwoorden
In Restaurants _____ er auch mit Kreditkarte zahlen.

1. kann
2. kannst
3. können
4. könnt

modale werkwoorden
Hunde _____ mit in diesen Park.

1. darf
2. darfst
3. dürfen
4. dürft

Modale werkwoorden
Ihr _____ diese Aufgabe machen.

1. muss
2. musst
3. müssen
4. müsst

Modale werkwoorden
_____ Sie wie spät es ist?

1. weiß
2. weißt
3. wissen
4. wisst

bezittelijk voornaamwoord

Bij der en das woorden komt er niets achter het bezittelijk voornaamwoord.  Bijvoorbeeld:

der Vater - mein Vater                      das Kind - dein Kind

Bij die woorden (vrouwelijk of meervoud) komt er een e achter.

die Mutter - ihre Mutter                  die Blumen - seine Blumen

Modale werkwoorden

• Onregelmatige werkwoorden. Bij ich,du,er,sie,es wijkt het werkwoord af.
• Ze geven aan met welk gevoel iets gebeurt.
• Je hebt altijd nog een werkwoord nodig om een zin te kunnen maken. 

Voorbeeld: ik moet mijn huiswerk maken. 

Moet = het modale werkwoord - geeft het gevoel aan.

maken = is het werkwoord dat je nodig hebt om er een zin van te maken.