H2, persoonsvorm, 1C,

Welkom!
Pak alvast je pen, boek en schrift, dan kunnen we snel beginnen.
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom!
Pak alvast je pen, boek en schrift, dan kunnen we snel beginnen.

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?


8.50 - 9.20 Uitleg persoonsvorm + opdracht maken

9.20 - 9.25 Twee waarheden, één leugen




Slide 2 - Slide

Persoonsvorm

De persoonsvorm is een werkwoord. In elke zin staat een persoonsvorm.


Er zijn twee manieren om de persoonsvorm te vinden.


Slide 3 - Slide

Manier 2: de tijdproef

Zet de zin in een andere tijd: maak van tegenwoordige tijd de verleden tijd en andersom.


Jay wordt met de auto naar de bioscoop gebracht

Jay werd met de auto naar de bioscoop gebracht


Het werkwoord dat verandert, is de pv.


Slide 4 - Slide

Manier 1: de vraagproef

Maak van de zin een vraag met precies dezelfde woorden.


Boris en Elle gaan elke vrijdag naar basketbal


Gaan Boris en Elle elke vrijdag naar basketbal?


Het werkwoord dat vooraan komt te staan, is de pv.


Slide 5 - Slide

Opdracht 1 samen maken

Maak van de zinnen bij opdracht 1 een vraagzin en onderstreep de persoonsvorm.


1. Donald Duck is al meer dan 80 jaar beroemd.

Is Donad Duck al meer dan 80 jaar beroemd?


Slide 6 - Slide

Vragen:

1. Wat vind je van de actie van Banksy?

2. Wat vind je van de kunst van Banksy?

3. Wat is het onderwerp van de tekst?

4. Wist je al iets over dit onderwerp?

5. Welke tussenkopjes zie je?

6. Hoeveel alinea's zijn er?

7. Wat is de bron van deze tekst?

Slide 7 - Slide

Hoe goed kennen jullie elkaar?

Schrijf op een briefje je naam

Schrijf twee waarheden op en één leugen,


De klas moet raden welke van de drie een leugen is.

Bijvoorbeeld: Ik ben vegetariër, ik heb drie zussen en ik hou van festivals. Welke zin is een leugen?

Klaar? Geef dan je briefje aan mij!

Slide 9 - Slide

Opdracht 2

Gaan we klassikaal maken!



Slide 11 - Slide

Raadgedicht

Slide 12 - Slide

Hoofdletters en leestekens
Een hoofdletter: 
- Aan het begin van de zin
- Bij namen: Henk, het Alfacollege, Gelderland, het Kerkplein 
- NIET bij: maanden, dagen, seizoenen en windstreken. 
Leestekens:
- punt bij gewone zinnen
- vraagteken bij een vraag 

- uitroepteken bij extra nadruk.

Slide 13 - Slide

Verbeter de zinnen.
liesbeth woont in wieringerwerf 

______________________________________________________________

in januari ging sjoerd naar berlijn

________________________________________________________________

Slide 14 - Slide

Nakijken
http://nieuwnederlands.digitaal.noordhoff.nl/?SSOid=044a7682-e2b6-4d82-a7cc-765abd5193a3#/assignments/3e5ca8d4-eeb4-4155-ba4f-d2a215020f82/e9ee3d77-7919-47e0-b603-e28276ef83e1/c8e0b8e5-fc7a-4b62-880f-1b2a96f6dc8b/

Slide 15 - Slide

Wie kan de meeste woorden opschrijven?

Werk in tweetallen of drietallen, één persoon schrijft. Maak een rijtje met ou woorden en een rijtje met au woorden. Wie maakt in twee minuten de langste rijtjes?

timer
2:00

Slide 16 - Slide

Raadgedicht
Wat hadden we ook al weer ingevuld?

https://raadgedicht.nl/hansje-brinker-wim-hofman/


Slide 17 - Slide

Wat weet jij?

Wanneer schrijf je een hoofdletter? (2 mogelijkheden)

Horen dit en dat bij de of het?

Horen deze en die bij de of het?


Welk woord bepaalt in het samenstelling of het een de of een het woord is? Bijvoorbeeld in schoolboek of klaslokaal?


Slide 18 - Slide