3K week 26 les1

• Natuurkunde
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

Tijdens deze les.

Herhaal je het onderwerp rendement en energie.

Energie.

Tijdens de vorige lessen heb je geleerd over elektrische schakelingen. Om iets in een schakeling te laten werken is energie nodig. 

Energie.

Energie kan opgewekt worden bij de verbranding van fossiele brandstoffen.

Noem een nadeel hiervan.

Energie.

We kunnen energie ook op duurzame manieren opwekken.

Noem een voorbeeld van een duurzame energiebron.

Energie.

Energie gaat nooit verloren. Het wordt wel in andere vormen omgezet.

In een lamp gaat elektrische energie. In welke vormen wordt het omgezet?

Energie omzetten.

Dit omzetten kan je weergeven met een diagram.

Hier zie je het energiestroomdiagram bij een lamp.

Diagrammen

• De pijl links geeft aan hoeveel energie er in gaat en wat voor soort dit is. 
• De pijlen rechts geven aan in welke vormen dit wordt omgezet. 
• De pijlen links en rechts zijn even groot. Energie gaat niet verloren.

Energie.

Energie heeft als eenheid joule (J)

Kijk nogmaals naar het diagram.

Afvalwarmte.

95% van de energie wordt omgezet in warmte.

Doe je iets met deze warmte?

Afvalwarmte.

Dit noemen we dan afvalwarmte.

Je ziet dat 95% omgezet wordt in warmte.

Wat is het vermogen van de lamp?

Wat is het vermogen?

1. Hoeveel kracht iets heeft.
2. Hoeveel stroom ergens door heen gaat.
3. Hoeveel energie iets gebruikt per seconde.
4. Hoeveel spanning ergens over staat.

Als deze 60 W lamp dus 5 seconde aan staat. Hoeveel energie gebruikt hij dan?

Hoeveel hiervan gaat verloren aan warmte?

Is dit een zuinige lamp?

Rendement.

Dat er maar 5% van de energie voor licht wordt gebruikt noemen we het rendement. Je kijtk dan hoeveel van de totale energie je nuttig gebruikt.

Wat is de nuttige energie van een oven?

Wat is de nuttige energie van een ventilator?

Rendement.

Het rendement heeft symbool n.

Je berekent het rendement zo:

n = (Enuttig / Etotaal)  x 100%

Je deelt eerst de nuttige energie door het totaal en vermenigvuldigt dit met 100.

Een computer heeft een vermogen van 80W. Hij staat 1 uur aan. Bereken de energie de totale energie die hij gebruikt.

Van deze 288 kJ wordt er 160 kJ nuttig gebruikt. Bereken het rendement van de computer.

Einde.

Volgende keer zullen we verder oefenen met het rendement en ons voorbereiden op de toets.