This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
5.4 Budgetteren
Welkom!
Ga rustig zitten
Pak je boek, pen & rekenmachine
Zet je tas op de grond!
Slide 1 - Slide
Vandaag..
Terugblik vorige les -> 5minuten
Leerdoelen & Voorkennis -> 5 minuten
Uitleg paragraaf 5.4 -> 15 minuten
Opdrachten maken -> 15 minuten
Afsluiting van de les -> 5 minuten
Slide 2 - Slide
5.3 Sparen en interen
Slide 3 - Mind map
Wat ga je deze les leren?
Ik kan aangeven hoe je door budgetteren financiële problemen kunt aanpakken.
Ik kan aangeven hoe je door budgetteren financiële problemen kunt voorkomen.
Slide 4 - Slide
Budgetteren
Budget = vast bedrag wat beschikbaar is voor deze uitgaven.
Het budget wordt
vastgesteld op
basis van je inkomen.
Slide 5 - Slide
Begroting & budgetteren
Begroting
Een overzicht van je verwachte inkomsten en uitgaven voor de komende periode.
Budgetteren
Zorgen dat je uitgaven niet hoger worden dan je inkomsten
→ dus geen geld tekort komen
Slide 6 - Slide
Als je niet uitkomt met je geld..
- goedkoper inkopen
- minder inkopen
- aankoop uitstellen
- extra inkomsten zoeken
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Video
Guido wil weten hoeveel hij per maand kan uitgeven. Wat moet hij daarvoor doen?
A
kijken wat er op zijn bankrekening staat
B
uitrekenen hoeveel inkomsten hij per maand heeft
C
zijn geld tellen
Slide 9 - Quiz
Liam bewaakt zijn budgetten. Wat betekent dat?
A
Hij geeft niet meer of minder uit dan zijn budgetten
B
Hij houdt zijn budgetten geheim
C
Hij vergelijkt zijn uitgaven met zijn budgetten
Slide 10 - Quiz
Evi spaart voor een pony. Het dier kost € 900. Ze wil dat bedrag in 12 maanden bij elkaar sparen. Hoeveel moet ze per maand sparen?
Slide 11 - Open question
Noem twee voorbeelden van persoonlijke uitgaven:
Slide 12 - Open question
noem een belangrijk verschil tussen incidentele uitgaven en vaste lasten
Slide 13 - Open question
Wat is budgetteren?
Slide 14 - Open question
Wat is bezuinigen?
Slide 15 - Open question
Noem twee redenen om te bezuinigen.
Slide 16 - Open question
Jim koopt op de markt: 2 bloemkolen, 4 komkommers en 1 kilo andijvie. In de winkel zou hij hiervoor €9,50 betalen. Hoeveel bespaart hij door de groente op de markt te kopen?
Slide 17 - Open question
Lisa wil over 2 jaar een nieuwe bank kopen. De bank kost €1350. Hoeveel moet Lisa per maand sparen?
Slide 18 - Open question
Hakim besluit toch om de bank pas over 3 jaar te kopen. De bank kost nog steeds €1350. Hoeveel moet hij nu per maand sparen?
Slide 19 - Open question
Een paar laarzen kost €69,95. In de uitverkoop zijn ze 20% afgeprijsd. Hoe hoog is de korting (in euro's) die je krijgt op de laarzen?
Slide 20 - Open question
Ik begrijp de uitleg van 5.4 en kan nu verder met de opdrachten uit het werkboek.