Oefentoets thema 9 planten

Wie doet er NIET aan fotosynthese?
A
Cactus
B
Eik
C
Bloemkool
D
Koolwitje
1 / 48
next
Slide 1: Quiz
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 48 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Wie doet er NIET aan fotosynthese?
A
Cactus
B
Eik
C
Bloemkool
D
Koolwitje

Slide 1 - Quiz

Bij fotosynthese ontstaat er
A
koolstofdioxide
B
glucose
C
zuurstof
D
water

Slide 2 - Quiz

Fotosynthese kan plaatsvinden in...
A
Planten
B
Dieren
C
Bacteriën
D
Schimmels

Slide 3 - Quiz

Wat levert de energie voor fotosynthese?
en
Wat zijn de fabriekjes voor fotosynthese?
A
zonlicht levert de energie en bladgroenkorrels zijn de fabriekjes
B
glucose levert de energie en bladgroenkorrels zijn de fabriekjes
C
glucose levert de energie en de de celkernen zijn de fabriekjes
D
zonlicht levert de energie en de celkernen zijn de fabriekjes

Slide 4 - Quiz

Wat gebeurt er bij fotosynthese?
A
Bij fotosynthese wordt uit energierijke organische stoffen een energierijke, anorganische stof gevormd.
B
Bij fotosynthese wordt uit energiearme anorganische stoffen een energierijke, organische stof gevormd
C
Bij fotosynthese wordt uit energiearme organische stoffen een energierijke, anorganische stof gevormd
D
Bij fotosynthese wordt uit energiearme anorganische stoffen een energierijke, anorganische stof gevormd

Slide 5 - Quiz

Wat is de (scheikundige) reactie van fotosynthese?
A
zuurstof+water--> glucose+koolstofdioxide
B
zuurstof+glucose--> water+koolstofdioxide
C
water+koolstofdioxide --> zuurstof+glucose
D
zuurstof+koolstofdioxide--> water+glucose

Slide 6 - Quiz

Wat is de (scheikundige) reactie van verbranding?
A
glucose + zuurstof = koolstofdioxide + water
B
koolstofdioxide + water = glucose + zuurstof
C
koolstofdioxide + glucose = zuurstof + water
D
glucose + water = koolstofdioxide + zuurstof

Slide 7 - Quiz

Wie doen er aan verbranding?
A
Alleen dieren
B
Alleen planten
C
Alleen reducenten
D
Alle levende organismen

Slide 8 - Quiz

Bij verbranding ontstaat er:
A
koolstofdioxide en glucose
B
glucose en zuurstof
C
koolstofdioxide en zuurstof
D
koolstofdioxide en water

Slide 9 - Quiz

In de stengels van een plant komen vaatbundels voor.
Komen vaatbundels ook in de wortels voor? En in de bladeren?
A
In de stengels, in de wortels en in de bladeren komen vaatbundels voor
B
Alleen in de stengels komen vaatbundels voor.
C
Alleen in de stengels en in de wortels komen vaatbundels voor.
D
Alleen in de stengels en in de bladeren komen vaatbundels voor

Slide 10 - Quiz

Je ziet hier een dwarsdoorsnede van een blad.

Welk type vaatbundels zijn in deze tekening blauw gekleurd?
A
Houtvaten
B
Bastvaten
C
Dat kun je niet zien

Slide 11 - Quiz

Wat is de functie van vaatbundels?
A
Transport van water en voedingsstoffen
B
Vaatbundels geven kleur aan de plant
C
Fotosynthese
D
Opslaan van reservevoedsel

Slide 12 - Quiz

Een vaatbundel bestaat uit ...
A
houtvaten en nerfvaten
B
bastvaten en suikervaten
C
houtvaten, suikervaten en nerfvaten
D
bastvaten en houtvaten

Slide 13 - Quiz

Geef de namen van de nummers 1 en 3
A
1 = nerf of vaatbundel 3= opperhuid
B
1= opperhuid 3= nerf of vaatbundel

Slide 14 - Quiz

Waar zitten de huidmondjes?
A
In de stengel
B
Onderkant blad
C
Bovenkant blad
D
Wortels

Slide 15 - Quiz

De huidmondjes kunnen:

A
zuurstof afgeven en koolstofdioxide opnemen
B
water opnemen
C
mineralen opnemen
D
glucose opnemen en afgeven

Slide 16 - Quiz

Op een droge dag in de zomer staat een plant in de zon. Hoe zullen de huidmondjes eruitzien?
A
zoals in afbeelding 1
B
zoals in afbeelding 2

Slide 17 - Quiz

Als de huidmondjes gesloten zijn kan er geen fotosynthese plaatsvinden. Daar is namelijk koolstofdioxide voor nodig
A
Juist
B
Niet juist

Slide 18 - Quiz


In een tomaat zitten soms wel 20 zaden. Hoeveel stuifmeelbuizen zijn door de stamper naar beneden gegroeid?
A
1
B
10
C
20
D
2

Slide 19 - Quiz

De stamper van een bloem is?
A
Het mannelijke voortplantingsorgaan
B
Het vrouwelijk voortplantingsorgaan

Slide 20 - Quiz

Uit welke onderdelen bestaat een stamper
A
Stempel, stijl en vruchtbeginsel
B
Stempel, helmknop en eicellen
C
Stijl, helmbladeren en kroonbladeren
D
Helmknop, helmdraad en stuifmeelkorrels

Slide 21 - Quiz

Waarom is de stempel van een stamper plakkerig?
A
Door de plak blijven de insecten langer in de bloem
B
Door de plak vangt een bloem vliegen
C
Door de plak blijven de stuifmeelkorrels plakken op de stempel

Slide 22 - Quiz

Hoe heet onderdeel 1?
A
Stamper
B
Stempel
C
Helmknop
D
Vruchtbeginsel

Slide 23 - Quiz

Hoe heet onderdeel 4?
A
Stamper
B
Meeldraad
C
Kelkblad
D
Kroonblad

Slide 24 - Quiz

tweeslachtige bloem is?
A
een bloem met stamper en stempel
B
een bloem met meeldraad en stuifmeelkorrel
C
een bloem met stamper en eicel
D
een bloem met stamper en meeldraad

Slide 25 - Quiz

In de afbeelding hieronder zie je een doorsnede
van de stamper van een kersenbloem.
Heeft bij deze bloem bestuiving plaatsgevonden?
En heeft er bevruchting
plaatsgevonden?
A
geen van beide
B
alleen bestuiving
C
alleen bevruchting

Slide 26 - Quiz

Stuifmeel is een oorzaak van hooikoorts. Meestal gaat het daarbij om stuifmeelkorrels die door de wind worden verspreid.
Is een stuifmeelkorrel een mannelijke of een vrouwelijke geslachtscel?
En wordt een stuifmeelkorrel gemaakt in een stamper of in een meeldraad? Een stuifmeelkorrel is:
A
een mannelijke geslachtscel die gemaakt wordt in een meeldraad.
B
een mannelijke geslachtscel die gemaakt wordt in een stamper.
C
een vrouwelijke geslachtscel die gemaakt wordt in een meeldraad.
D
een vrouwelijke geslachtscel die gemaakt wordt in een stamper.

Slide 27 - Quiz

Wanneer een stuifmeelkorrel op de stamper komt spreken we van...
A
Bevruchting
B
Bestuiving
C
Planten sex
D
Zaadverspreiding

Slide 28 - Quiz

Hoe noem je bloemen die alleen meeldraden hebben?
A
Mannelijke bloemen
B
Eenslachtig
C
Vrouwelijke bloemen
D
Tweeslachtig

Slide 29 - Quiz

Wat is een kenmerk van een windbloem?
A
weinig stuifmeel
B
grote stempel en meeldraden buiten de bloem
C
gekleurde kroonbladeren
D
stamper en meeldraden in de bloem

Slide 30 - Quiz

Wat zijn 2 kenmerken van een insectenbloem?
A
Opvallende kleur kroonbladeren - Meeldraden hangen uit de bloem
B
Opvallende kleur kelkbladeren - Meeldraden zitten in de bloem
C
Opvallende kleur kroonbladeren - Meeldraden zitten in de bloem
D
Opvallende kleur kelkbladeren - Meeldraden hangen uit de bloem

Slide 31 - Quiz

Dit is een meeldraad
A
waar
B
nietwaar

Slide 32 - Quiz

Welk deel van de bloem beschermt de andere bloemdelen voor de bloem zich opent.
A
kelkbladeren
B
kroonbladeren
C
stamper
D
meeldraden

Slide 33 - Quiz

In juni plantte ik zaadjes van een stokroos. In oktober was er een rozet van bladeren ontstaan. In de lente van het jaar daarna bloeiden er prachtige rozen. Hierna stierf de plant, maar het had wel genoeg zaadjes achter gelaten voor het jaar daarna. Nu heb ik elk jaar stokrozen in de tuin. De stokroos is dus een .............................
A
eenjarige plant
B
tweejarige plant
C
overblijvende plant

Slide 34 - Quiz

Van welke plant is dit de levenscyclus?
A
eenjarige
B
tweejarige
C
houtige
D
overblijvende

Slide 35 - Quiz

Is fotosynthese een voorbeeld van assimilatie?
Is verbranding een voorbeeld van assimilatie?
A
Fotosynthese wel, verbranding niet
B
Verbranding wel, fotosynthese niet
C
Beide zijn voorbeelden van assimilatie
D
Beide zijn geen voorbeeld van assimilatie

Slide 36 - Quiz

Vindt in een paard
assimilatie
plaats? En in gras?
A
Alleen in het gras vindt assimilatie plaats
B
Alleen in het paard vindt assimilatie plaats
C
Zowel in het paard als in het gras vindt assimilatie plaats

Slide 37 - Quiz

Wat is GEEN voorbeeld van een assimilatieproduct?
A
zetmeel
B
eiwit
C
koolstofdioxide
D
cellulose

Slide 38 - Quiz

Hoe heet het proces waarbij energierijke organische stoffen worden omgezet in anorganische stoffen?
A
Assimilatie.
B
Fotosynthese.
C
Verbranding.

Slide 39 - Quiz

Planten gebruiken nitraat om eiwitten te maken. Is dit assimilatie, fotosynthese of verbranding? En is nitraat organisch of anorganisch?
A
Assimilatie en nitraat is organisch
B
fotosynthese en nitraat is anorganisch
C
Verbranding en nitraat is organisch
D
Assimilatie en nitraat is anorganisch

Slide 40 - Quiz

Wat is assimilatie?
A
omzetten van glucose in koolstofdioxide
B
omzetten van glucose in water
C
omzetten van glucose in een andere organische stof
D
omzetten van glucose in warmte

Slide 41 - Quiz

In welke stoffen kan glucose worden omgezet bij assimilatie?
A
koolstofdioxide en water
B
eiwitten, koolhydraten, vetten
C
eiwitten en nitraat
D
vitamines en mineralen

Slide 42 - Quiz

Vruchten en zaden kunnen worden verspreid door?
A
dieren, wind, insecten, water
B
dieren, wind, water, plant zelf
C
plant zelf, dieren, water, insecten
D
insecten, wind , plant zelf

Slide 43 - Quiz

Hoe wordt deze vrucht met zaden verspreid?
A
Door dieren
B
Door de wind
C
Door de plant zelf

Slide 44 - Quiz

De verspreiding van zaden
is belangrijk omdat ...
A
er dan meer kans is dat zaden ontkiemen
B
er dan meer dieren de zaden kunnen vinden

Slide 45 - Quiz

Hoe worden deze
zaden verspreid?
A
wind
B
dieren
C
bloem zelf

Slide 46 - Quiz

Welke vorm van
ongeslachtelijke
voortplanting
kun je hier zien?
A
enten
B
uitloper
C
knollen
D
wortelstokken

Slide 47 - Quiz

Welke vorm van
ongeslachtelijke
voortplanting
kun je hier zien?
A
enten
B
uitloper
C
bollen
D
knollen

Slide 48 - Quiz