vendredi le 13 octobre

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Bonjour la classe!

On y va ....

vorige leerdoel 

Je hebt de Franse vormen van het bezittelijk voornaamwoord leren kennen

je weet dat het zelfstandig naamwoord de vorm van het bezittelijk voornaamwoord bepaalt

Nog even oefenen met de bezittelijke voornaamwoorden die je la kent van leerjaar 1

de bezittelijke voornaamwoorden enkelvoud
Maak de juiste combinaties.

MIJN

JOUW

ZIJN/HAAR

  mon

 ton

  son

  ta

  tes

  mes

  ses

   ma

  sa

Het zelfstandig naamwoord bepaalt!

ma tante (v)

mon oncle (m

mes tantes / mes oncles

Sleep de juiste 2 bezittelijke voornaamwoorde naar het midden

les chiens

ma 

mon

mes

ton

ta

tes

I: Leg uit: waarom is de vertaling van zijn moeder sa mère?

leerdoel

je weet dat je mon ton en son ook gebruikt voor vrouwelijke zelfstandige naamwoorden (enkelvoud)

Geen regel zonder uitzondering

de klinkerbotsing........

ma actrice is FOUT

je hebt hier klinkerbotsing. Dus het wordt mon actrice

Als een zelfstandig naamwoord met een klinker begint (a,e,i,o,u,h)....

dan krijg je OOK bij vrouwelijke zelfstandige naamwoorden 

mon, ton of son.

son école (v)

mon amie (v)

ton armoire (v)

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (zijn) oncles (mannelijk meervoud)

1. ton
2. tes
3. son
4. ses

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (zijn) oncle

1. ton
2. tes
3. son
4. ses

Bezittelijk voornaamwoord:
mijn vriendin=

1. ma amie
2. mon amie
3. mon ami
4. ma ami

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (jouw) mère

1. ton
2. ta
3. son
4. sa

de Bezittelijke Voornaamwoorden meervoud
Maak de juiste combinaties.

ONS/ONZE

JULLIE / UW

HUN

    nos

  votre

   leur

   notre

      vos

    leurs

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (hun) oncles

1. leur
2. leurs
3. sa
4. ces

Au travail

ex. 30/31 page 46