2MH - week 3 - les 2
1 / 30
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Stap 1: om de imparfait te maken,
neem je...
neem je...
A
de uitgang van de présent
B
de nous-vorm in de passé composé
C
de nous-vorm in de présent
D
de stam van onregelmatige w.w.
Slide 4 - Quiz
Stap 2: vervolgens haal je...
A
de stam eraf, en houd je
-ons over
B
-ons eraf, en houd je de stam over
C
de uitgang eraf, en houd je de présent over
D
het w.w. eraf, en houd je het onderwerp over
Slide 5 - Quiz
Stap 3: dan plak je...
A
de juiste stam ervoor
B
het hulpwerkwoord erbij
C
de juiste persoon ervoor
D
de juiste uitgang erachter
Slide 6 - Quiz
Let op!
Alleen bij dit werkwoord gebruik je NIET de nous-vorm:
Alleen bij dit werkwoord gebruik je NIET de nous-vorm:
A
être
B
parler
C
faire
D
avoir
Slide 7 - Quiz
De uitgangen van de imparfait zijn:
A
2x -s, -e, -ons, -ez, -ent
B
2x -ais, -ait, -ions, -iez, -aient
C
2x -is, -it, -issons,-issez, -issent
D
-e, -es, -e, -ons, -ez, -ent
Slide 8 - Quiz
je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
-ais
-ais
-ait
-aient
-ions
-iez
Slide 9 - Drag question
Zet het werkwoord tussen haakjes in de imparfait:
(parler) Je ................ avec ma soeur
(parler) Je ................ avec ma soeur
Slide 10 - Open question
Zet het werkwoord tussen haakjes in de imparfait:
(habiter) Nous .......... à Arnhem
(habiter) Nous .......... à Arnhem
Slide 11 - Open question
Zet het werkwoord tussen haakjes in de imparfait:
(gagner) Ils ............ le match contre Espagne.
(gagner) Ils ............ le match contre Espagne.
Slide 12 - Open question
Zet het werkwoord tussen haakjes in de imparfait:
(avoir) Elle ............. un nouveau livre
(avoir) Elle ............. un nouveau livre
Slide 13 - Open question
Slide 14 - Slide
Weet je nog:
Wat zijn de lidwoorden in het Frans?
Noem ze alle 7
Wat zijn de lidwoorden in het Frans?
Noem ze alle 7
Slide 15 - Open question
mannelijk
vrouwlijk
meervoud
le
la
les
l'
un
une
des
Slide 16 - Drag question
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Slide
Het delend lidwoord geeft een ontelbare hoeveelheid aan.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 22 - Quiz
Het delend lidwoord wordt vertaald naar het Nederlands.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 23 - Quiz
Het delend lidwoord is een samentrekking van de + het lidwoord.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 24 - Quiz
Vul in:
J'ai préparé ....... sandwichs
J'ai préparé ....... sandwichs
A
du
B
de la
C
des
D
de l'
Slide 25 - Quiz
Vul in:
Tu veux ....... eau?
Tu veux ....... eau?
A
du
B
de la
C
des
D
de l'
Slide 26 - Quiz
Vul in:
Je mange une pizza avec ........ fromage.
Je mange une pizza avec ........ fromage.
A
du
B
de la
C
des
D
de l'
Slide 27 - Quiz
Vul in:
Nous achetons ......... fruits.
Nous achetons ......... fruits.
A
du
B
de la
C
des
D
de l'
Slide 28 - Quiz
Vul in:
On prend ...... salade
On prend ...... salade
A
du
B
de la
C
des
D
de l'
