spelling -ch en -cht

Doel
Ik kan woorden met -ch en -cht correct schrijven.
1 / 13
next
Slide 1: Slide
SpellingPraktijkonderwijsLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Doel
Ik kan woorden met -ch en -cht correct schrijven.

Slide 1 - Slide

Tim droogt zich af.
Tim droogt zich af.

'Ach, wat heb ik een pech,' zegt hij.

'Het ging toch regenen.

En toen viel ik ook nog in de sloot!'


cht-verhaal


De fietser rijdt zacht door de bocht.

Hij zucht. 'Wat een lange tocht!

Ik kan bijna niet meer recht fietsen.''Ach, wat heb ik een pech,' zegt hij.
'Het ging toch regenen.
En toen viel ik ook nog in de sloot!'


cht-verhaal
De fietser rijdt zacht door de bocht.
Hij zucht. 'Wat een lange tocht!
Ik kan bijna niet meer recht fietsen.'
ch-verhaal
Tim droogt zich af.
'Ach, wat heb ik een pech,' zegt hij.
'Het ging toch regenen.
En toen viel ik ook nog in de sloot!'

cht-verhaal
De fietser rijdt zacht door de bocht.
Hij zucht. 'Wat een lange tocht!
Ik kan bijna niet meer recht fietsen.'






.'

Slide 2 - Slide

Start

Allemachtig
Prachtig
Achtentachtig

Slide 3 - Slide

Ik hoor gt
Ik schrijf cht

Slide 4 - Slide

Tip van de dag
Als je na een korte klank een g hoort, schrijf je bijna altijd ch. Behalve  bij de uitzonderingen:
ligt, legt, zegt 

Voorbeelden: recht, acht, bocht, zicht


Slide 5 - Slide

timer
1:00
Woorden met -cht

Slide 6 - Mind map

Dictee

Slide 7 - Open question

Dictee

Slide 8 - Open question

Dictee

Slide 9 - Open question

Dictee

Slide 10 - Open question

Dictee

Slide 11 - Open question

Dictee

Slide 12 - Open question

Nu jij:
Blok 5 - week 1 - les 2
Begin gewoon bij opvave 1 en lees ook nog een keer de instructies
2 x 10 plussen
Werk aan je leerdoelen van spelling

Slide 13 - Slide